NJ 2007, 245
Geen noodweerexces. Grenzen van noodzakelijke verdediging overschreven als gevolg van persoonlijkheidsstoornis.
HR 12-12-2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8330, m.nt. N. Keijzer
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 december 2006
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
02459/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
N. Keijzer
- LJN
AY8330
- JCDI
JCDI:ADS116954:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AY8330, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑12‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AY8330, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑12‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑12‑2005
- Wetingang
Essentie
Uit het voor het slagen van een beroep op noodweerexces geldende vereiste dat de gedraging het onmiddellijk gevolg moet zijn van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door een wederrechtelijke aanranding, volgt dat aannemelijk moet zijn dat de aldus veroorzaakte gemoedsbeweging van doorslaggevend belang is geweest voor de gedraging. Het Hof heeft het beroep op noodweerexces verworpen op de grond dat de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden als gevolg van een persoonlijkheidsstoornis en niet als gevolg van een door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging. Klacht daarover faalt derhalve.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.