RvdW 2006, 1114
Invoer van cocaïne als bedoeld in art. 1 lid 4 Opiumwet.
HR 21-11-2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9575
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 november 2006
- Magistraten
Mrs. G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00109/06
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AY9575
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AY9575, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑11‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AY9575, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑11‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑04‑2006
- Wetingang
Opiumwet art. 1 lid 4; Opiumwet art. 2
Essentie
Verdachte heeft welbewust handelingen verricht die gericht waren op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne. Daaraan doet niet af dat uit de bewijsmiddelen niet zou kunnen volgen dat verdachte een handeling heeft verricht die het daadwerkelijk binnen Nederland brengen van de cocaïne zelf betrof. Ook het gereed staan om de cocaïne na de aankomst daarvan in Nederland te onderscheppen, is immers een op de ontvangst gerichte handeling als bedoeld in art. 1 lid 4 Opiumwet.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 14 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.