NJ 2006, 539
Impliciet oordeel dat redelijke termijn niet is overschreden is onbegrijpelijk.
HR 26-09-2006, ECLI:NL:HR:2006:AY0099
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 september 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, J. de Hullu
- Zaaknummer
02290/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AY0099
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AY0099, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑09‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AY0099, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑09‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑12‑2005
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1
Essentie
Tijdsverloop van meer dan 8 maanden tussen instellen hoger beroep en binnenkomst stukken bij het hof. Nu de zaak bij verstek is berecht, terwijl de appeldagvaarding niet in persoon was betekend, is het in 's hofs arrest besloten liggende oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden, zonder nadere motivering onbegrijpelijk.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 december 2004, nummer 22/002031–04, in de strafzaak tegen F.A.H. Adv. mr. M. de Boorder te 's-Gravenhage.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.