HR, 19-09-2006, nr. 02241/05
ECLI:NL:HR:2006:AX9184
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19-09-2006
- Zaaknummer
02241/05
- LJN
AX9184
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AX9184, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑09‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AX9184
ECLI:NL:HR:2006:AX9184, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑09‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AX9184
- Vindplaatsen
Conclusie 19‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Tenlastelegging belaging ex art. 285b Sr waarin het woord ‘stelselmatig’ ontbreekt. Het hof heeft de tenlastelegging aldus verstaan dat verdachte belaging ex art. 285b Sr wordt verweten, en derhalve gedragingen met een stelselmatigheid als in die bepaling bedoeld. Gelet op de aard, de duur en de frequentie van de in de tenlastelegging nader omschreven gedragingen is die uitleg van het hof met de bewoordingen van de tenlastelegging niet onverenigbaar zodat deze in cassatie moet worden geëerbiedigd.
Nr. 02241/05
Mr. Machielse
Zitting 20 juni 2006
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 25 februari 2004 voor 1 primair; belaging, 2; mishandeling en 3; opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele al een ander toebehoort, vernielen, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 95 dagen voorwaardelijk.
2. Verdachte heeft cassatie ingesteld. Mr. J. Boksem, advocaat Leeuwarden heeft een schriftuur ingezonden, houdende één middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt dat het onder 1 primair bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert.
Bewezenverklaard is onder 1 primair het volgende:
"(dat) hij in de periode van juli 2000 tot en met oktober 2000 te Diemen en/of Uithoorn, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] vrees aan te jagen, door die [slachtoffer] meermalen op te bellen en te zeggen: "[Slachtoffer] je gaat eraan. Ik doe dit niet zelf, maar ik huur wel iemand in" en de politie een valse tip te geven over de aanwezigheid van drugs in de woning van die [slachtoffer] en een fax naar het werk van die [slachtoffer] te sturen waarin staat dat die [slachtoffer] naar een klant zou moeten gaan als escort."
De steller van het middel wijst erop dat in tenlastelegging noch in bewezenverklaring het stelselmatige karakter van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is opgenomen. Omdat dit een essentieel delictsbestanddeel is had het hof het bewezenverklaarde feit niet als belaging mogen kwalificeren, maar had verdachte van alle rechtsvervolging moeten ontslaan.
3.2. Artikel 285b Sr heeft de volgende inhoud:
"1.
Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.
2.
Vervolging vindt niet plaats dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is begaan."
3.3. Dat de tenlastelegging noch de bewezenverklaring het bestanddeel "stelselmatig" bevat, behoeft aan de kwalificatie van het bewezenverklaarde als belaging niet in de weg staan, mits uit de bewezenverklaring inderdaad blijkt dat stelselmatig inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de ander.
Voor de beantwoording van de vraag of de gedragingen van verdachte stelselmatig inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer moeten de aard, de duur en de frequentie van de gedragingen van verdachte en zijn, mede uit die gedragingen afgeleide bedoeling, in ogenschouw worden genomen.(1) Verdachte heeft meermalen in de bewezenverklaarde periode het slachtoffer opgebeld. Bewijsmiddel 2 houdt als verklaring van verdachte zelf in dat hij haar in één week wel honderdmaal heeft gebeld, hetgeen al voldoende is om aan te nemen dat het slachtoffer in haar persoonlijke levenssfeer is aangetast. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer bedreigd, hetgeen aan te merken is als een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Hetzelfde kan gezegd worden van de valse tip aan de politie, die ertoe heeft geleid dat de politie op 8 september 2000 met ongeveer acht mensen de woning die het slachtoffer met haar moeder bewoonde, heeft doorzocht (bewijsmiddelen 1 en 5). Volgens bewijsmiddel 2 heeft de verdachte de politie getipt om het slachtoffer een hak te zetten. Aan te nemen is dat zo een doorzoeking van de woning de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar moeder volledig op de kop heeft gezet. Hetzelfde geldt voor de fax die verdachte op 11 oktober 2000 heeft gestuurd naar het werkadres van het slachtoffer, welke fax de opdracht inhield dat het slachtoffer een escort moest verzorgen ten behoeve van een persoon op een in de fax gegeven adres (bewijsmiddel 1 en 2). In bewijsmiddel 3 verklaart verdachte dat hij het slachtoffer zwart wilde maken op haar werk en beoogde dat zij door deze fax haar werk zou verliezen. Ook deze actie van verdachte moet voor het slachtoffer bijzonder verontrustend zijn geweest. Er is duidelijk geen sprake geweest van een incidentele pesterij of van een geisoleerde intimidatie, maar van een handelen waarvoor de kwaadwillende bedoeling van verdachte het patroon heeft getekend.(2)
Hetgeen het hof heeft bewezenverklaard is, mede gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, als het opzettelijk stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer te kwalificeren.
Het middel faalt.
4. Het middel faalt en kan met de aan artikel 81 RO ontleende motivering worden verworpen. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 HR 1 juni 2004, NJ 2004, 354; HR 29 juni 2004, NJ 2004, 426 (m.nt. D.H. de Jong); HR 15 november 2005, LJN AU3495; HR 7 februari 2006, LJN AU5787.
2 NLR 5/285b.
Uitspraak 19‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Tenlastelegging belaging ex art. 285b Sr waarin het woord ‘stelselmatig’ ontbreekt. Het hof heeft de tenlastelegging aldus verstaan dat verdachte belaging ex art. 285b Sr wordt verweten, en derhalve gedragingen met een stelselmatigheid als in die bepaling bedoeld. Gelet op de aard, de duur en de frequentie van de in de tenlastelegging nader omschreven gedragingen is die uitleg van het hof met de bewoordingen van de tenlastelegging niet onverenigbaar zodat deze in cassatie moet worden geëerbiedigd.
19 september 2006
Strafkamer
nr. 02241/05
SG/MR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 februari 2004, nummer 23/000571-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Veenhuizen" (gevangenis "Esserheem") te Veenhuizen.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 27 juli 2001 - de verdachte ter zake van 1. primair "belaging", 2. "mishandeling" en 3. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen" veroordeeld tot 180 dagen gevangenisstraf, waarvan 95 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof het onder 1 primair bewezenverklaarde ten onrechte heeft gekwalificeerd als belaging in de zin van art. 285b Sr nu in de tenlastelegging en de bewezenverklaring het delictsbestanddeel "stelselmatig" ontbreekt.
3.2. Aan de verdachte is onder 1 primair tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de periode van maart 2000 tot en met oktober 2000 te Diemen en/of Uithoorn, in elk geval in Nederland wederrechtelijk opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen, door die [slachtoffer] meermalen op te bellen en/of te zeggen: "[Slachtoffer] je gaat eraan. Ik doe dit niet zelf, maar ik huur wel iemand in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of de politie een (valse) tip te geven over de aanwezigheid van drugs in de woning van die [slachtoffer] en/of een fax naar het werk van die [slachtoffer] te sturen waarin staat dat die [slachtoffer] naar een klant zou moeten gaan als escort en/of (financiële) gegevens van die [slachtoffer] op te vragen bij haar accountant."
3.3. Het Hof heeft daarvan bewezenverklaard dat:
"hij in of omstreeks de periode van maart 2000 tot en met oktober 2000 te Diemen en/of Uithoorn, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] vrees aan te jagen, door die [slachtoffer] meermalen op te bellen en te zeggen: "[Slachtoffer] je gaat eraan. Ik doe dit niet zelf, maar ik huur wel iemand in", en de politie een valse tip te geven over de aanwezigheid van drugs in de woning van die [slachtoffer] en een fax naar het werk van die [slachtoffer] te sturen waarin staat dat die [slachtoffer] naar een klant zou moeten gaan als escort."
3.4. Art. 285b, eerste lid, Sr luidt:
"Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie."
3.5. Het Hof heeft de tenlastelegging kennelijk aldus verstaan dat de verdachte wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan belaging als bedoeld in art. 285b Sr, en derhalve aan gedragingen met een stelselmatigheid als in die bepaling bedoeld. Gelet op de aard, de duur en de frequentie van de in de tenlastelegging nader omschreven gedragingen is die uitleg van het Hof met de bewoordingen van de tenlastelegging niet onverenigbaar zodat deze in cassatie moet worden geëerbiedigd. Het Hof heeft op de grondslag van die tenlastelegging en de daarop gebaseerde bewezenverklaring het feit terecht als belaging gekwalificeerd.
3.6. Het middel faalt dus.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 september 2006.