Aldus Van Dorst in aant. 6 op art. 225, p. 637 in Noyon-Langemeijer-Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht (suppl. 12, januari 2001)
HR, 19-09-2006, nr. 02062/05
ECLI:NL:HR:2006:AX5810
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19-09-2006
- Zaaknummer
02062/05
- LJN
AX5810
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AX5810, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑09‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AX5810
ECLI:NL:HR:2006:AX5810, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑09‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AX5810
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑10‑2005
- Vindplaatsen
VR 2007, 101
VR 2007, 101
Conclusie 19‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Kleurenkopie rijbewijs als vals geschrift ex art. 225 Sr. De kleurenkopie van het rijbewijs, die verdachte bij verkeerscontrole aan verbalisant overhandigde, zonder te zeggen dat het een kopie betrof, bevatte aan voor- en achterzijde niet de echtheidskenmerken van een Belgisch rijbewijs. Vzv. het middel, stellende dat het ging om een “identieke ongewijzigde fotokopie van een echt geschrift” bedoelt te betogen dat de door verdachte overhandigde kopie geheel identiek was aan het origineel, mist het dus feitelijke grondslag. ‘s Hofs oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst ex art. 225.2 Sr, geeft - in aanmerking genomen zijn gehoudenheid om het origineel van het rijbewijs te overhandigen - geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, meer i.h.b. niet omtrent de term “vals geschrift”.
Nr. 02062/05
Mr Machielse
Zitting 23 mei 2006
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 3 mei 2005 voor 1. Overtreding van artikel 9, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en 2. Opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uur.
2. Mr. M.J.A. Duker, advocaat te 's-Gravenhage, heeft cassatie ingesteld. Mr. A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt dat een kleurenkopie van een rijbewijs geen vals of vervalst geschrift is. Omdat een kleurenkopie van een rijbewijs geen vals geschrift is, is het tonen van die kopie aan een controlerende politieagent evenmin het gebruikmaken van een vals geschrift.
Onder 2 heeft het hof bewezenverklaard dat:
"hij op 27 juni 2004 te Lisse opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals rijbewijs, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij dat rijbewijs, welk in een rijbewijsmapje zat, tijdens een verkeerscontrole overhandigd heeft aan een agent van politie Hollands Midden en bestaande die valsheid hierin dat het een kopie in kleur was van het originele rijbewijs."
Ten aanzien van deze bewezenverklaring heeft het hof nog in zijn arrest het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gerekwireerd tot vrijspraak van de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wegens ontbreken van kwaad opzet ten tijde van het vervaardigen van de kleurenkopie van het rijbewijs. Tevens heeft de raadsvrouw van de verdachte gepleit voor vrijspraak van de verdachte terzake van hetzelfde feit aangezien -kort gezegd- het kopiëren van een rijbewijs niet is aan te merken als het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift en ook overigens de verdachte geen opzet heeft gehad om de kopie te gebruiken als ware het echt en onvervalst.
Het hof is van oordeel, naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, dat de verdachte, door aan de agent van politie een kopie van een rijbewijs, dat in een voor een rijbewijs bestemd mapje zat, te overhandigen en daarbij niet mede te delen dat het een kopie was, deze kopie als een echt en onvervalst rijbewijs heeft willen gebruiken.
Voorts snijdt het betoog van de raadsvrouw dat het kopiëren van een rijbewijs geen vervalsing is van een geschrift geen hout nu rijden zonder rijbewijs als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, dientengevolge ook indien dit is vervangen door een (kleuren)kopie, strafbaar is gesteld bij wet (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994)."
3.2. De steller van het middel verdedigt de these dat als vervalsen moet worden aangemerkt het veranderen van een geschrift op zodanige wijze dat zijn oorspronkelijke inhoud gewijzigd wordt, het anders doen worden dan het was. Van valselijk opmaken is sprake als men voorwendt dat het geschrift afkomstig is van een ander dan de werkelijke schepper ervan, of wanneer de inhoud in strijd is met de waarheid.
3.3. Buiten kijf staat dat een kopie van een vals geschrift zelf ook weer een vals geschrift is.(1) Ook het bezigen van fotokopieën van rekeningen als geschriften in de zin van artikel 225 Sr als ware de tekst daarvan gelijk aan die van de originelen, hoewel in tekst veranderingen zijn aangebracht, levert het misdrijf van artikel 225 Sr op.(2)
3.4. Het namaken van een geschrift enkel om zich bijvoorbeeld te bekwamen in de kunst van het schoonschrijven valt nog niet onder artikel 225 lid 1 Sr, omdat het oogmerk om het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken zal ontbreken.(3) Als men echter wél met het oogmerk van zodanig gebruik van een uniek origineel een getrouwe kopie maakt zal er, dunkt mij, wel van het misdrijf van artikel 225 lid 1 Sr sprake zijn, omdat dan de bedoeling van het aanmaken van de kopie is om het als ware het origineel te gebruiken. En de kopie is onder omstandigheden niet gelijk te stellen met het origineel. Denk maar aan het voorhouden aan een derde van kopieën van waardestukken aan toonder teneinde de eigen kredietwaardigheid aan te tonen. Een kopie van een rijbewijs is niet met het origineel gelijk te stellen omdat de kopie door de verdachte zelf is gemaakt, en niet door de Dienst Wegverkeer is afgegeven.(4) Als men zo een kopie aanwendt jegens een opsporingsambtenaar om de gedachte te doen postvatten dat de bestuurder nog de beschikking heeft over een echt, niet ingevorderd rijbewijs,(5) zal men gebruik maken van een vals geschrift, omdat het getoonde geschrift niét door de Dienst Wegverkeer is afgegeven, maar door de drager zélf is vervaardigd om het als een origineel te kunnen gebruiken. Het rijbewijs dat de bestuurder moet tonen moet immers een rijbewijs zijn in de zin van art. 1, lid 1 onder l WVW 1994, te weten het rijbewijs dat door de daartoe bevoegde autoriteit is afgegeven (art. 107 WVW 1994).
3.5. Het middel noemt voorts het laatste onderdeel van de bewijsoverweging van het hof onbegrijpelijk. De steller van het middel leest in deze overweging dat volgens het hof het niet kunnen voldoen aan een vordering om het rijbewijs te tonen (art. 160 WVW 1994) het misdrijf van art. 225 lid 2 Sr oplevert als in plaats van het gevorderde echte rijbewijs een kleurenkopie daarvan wordt overgelegd.
Naar mijn mening moet echter worden onderscheiden tussen enerzijds het geval dat de bestuurder niet voldoet aan de vordering om het origineel rijbewijs te overhandigen en anderzijds het geval waarin de bestuurder probeert de opsporingsambtenaar te misleiden door deze een kopie van een rijbewijs ter hand te stellen. Hoogstens zou men in het laatste geval kunnen zeggen dat de bestuurder zowel niet voldoet aan de vordering en zich dus schuldig maakt aan het delict van art. 160 lid 1 onder c WVW 1994, als aan het misdrijf van art. 225 lid 2 Sr.
Het middel faalt.
4. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 HR NJ 1972, 79.
2 HR NJ 1988,788.
3 NLR 8/225.
4 Artikel 105 Reglement Rijbewijzen. Ook door 'namaken' kan een vals geschrift ontstaan, nl. wanneer het origineel zijn waarde ontleent aan zijn oorsprong.
5 En dat het hof deze bedoeling aan verdachte heeft toegedicht komt mij niet vreemd voor nu verdachte een kleurenkopie van het rijbewijs toonde, in een mapje speciaal bestemd voor het bewaren van een rijbewijs en zonder mededeling te doen dat het afgegeven rijbewijs niet het origineel was.
Uitspraak 19‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Kleurenkopie rijbewijs als vals geschrift ex art. 225 Sr. De kleurenkopie van het rijbewijs, die verdachte bij verkeerscontrole aan verbalisant overhandigde, zonder te zeggen dat het een kopie betrof, bevatte aan voor- en achterzijde niet de echtheidskenmerken van een Belgisch rijbewijs. Vzv. het middel, stellende dat het ging om een “identieke ongewijzigde fotokopie van een echt geschrift” bedoelt te betogen dat de door verdachte overhandigde kopie geheel identiek was aan het origineel, mist het dus feitelijke grondslag. ‘s Hofs oordeel dat verdachte onder de gegeven omstandigheden gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst ex art. 225.2 Sr, geeft - in aanmerking genomen zijn gehoudenheid om het origineel van het rijbewijs te overhandigen - geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, meer i.h.b. niet omtrent de term “vals geschrift”.
19 september 2006
Strafkamer
nr. 02062/05
LR/MR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 3 mei 2005, nummer 22/005091-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 28 september 2004 - de verdachte ter zake van 1. "overtreding van artikel 9, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994" en 2. "opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik" veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep in ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.E.M. Röttgering, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof onder 2 ten onrechte heeft bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift door tijdens een verkeerscontrole aan een agent van politie een kleurenkopie van zijn rijbewijs te overhandigen.
3.2. Overeenkomstig de tenlastelegging heeft het Hof onder 2 bewezenverklaard dat de verdachte:
"op 27 juni 2004 te Lisse opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals rijbewijs, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij dat rijbewijs, welk in een rijbewijsmapje zat, tijdens een verkeerscontrole overhandigd heeft aan een agent van politie Hollands Midden en bestaande die valsheid hierin dat het een kopie in kleur was van het originele rijbewijs."
3.3. Het Hof heeft een ter terechtzitting ter zake van dit feit gevoerd verweer in zijn arrest als volgt samengevat en verworpen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gerekwireerd tot vrijspraak van de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde wegens ontbreken van kwaad opzet ten tijde van het vervaardigen van de kleurenkopie van het rijbewijs. Tevens heeft de raadsvrouw van de verdachte gepleit voor vrijspraak van de verdachte terzake van hetzelfde feit aangezien - kort gezegd - het kopiëren van een rijbewijs niet is aan te merken als het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift en ook overigens de verdachte geen opzet heeft gehad om de kopie te gebruiken als ware het echt en onvervalst.
Het hof is van oordeel, naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, dat de verdachte, door aan de agent van politie een kopie van een rijbewijs, dat in een voor een rijbewijs bestemd mapje zat, te overhandigen en daarbij niet mede te delen dat het een kopie was, deze kopie als een echt en onvervalst rijbewijs heeft willen gebruiken.
Voorts snijdt het betoog van de raadsvrouw dat het kopiëren van een rijbewijs geen vervalsing is van een geschrift geen hout nu rijden zonder rijbewijs als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, dientengevolge ook indien dit is vervangen door een (kleuren)kopie, strafbaar is gesteld bij wet (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994)."
3.4. De bewezenverklaring steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op 27 juni 2004, om 00.05 uur, werd ik in mijn auto in Lisse aangesproken door een politieagent. Ik overhandigde hem desgevraagd mijn rijbewijsmapje waarin een kleurenkopie van mijn rijbewijs zat. Ik was op de hoogte van het feit dat mijn rijbewijs op dat moment ingevorderd was. Ik wist dat ik de politieagent een kopie van mijn rijbewijs gaf. Het origineel van mijn rijbewijs ligt normaal gesproken thuis, maar door de invordering lag het in Roermond. Omdat ik in meerdere auto's rijd en daardoor vaak mijn rijbewijs kwijt ben, heb ik verschillende kleurenkopieën gemaakt en in rijbewijsmapjes in de desbetreffende auto's gelegd om die te kunnen laten zien indien naar mijn rijbewijs wordt gevraagd."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar M. Kiele, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 27 juni 2004 omstreeks 00.05 uur, zag ik op de Grevelingstraat te Lisse een personenauto rijden met een Belgisch kenteken. Ik reed in een opvallend politievoertuig en was in uniform gekleed. Ter controle op de juiste naleving van de bepalingen gesteld bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, gaf ik de bestuurder een stopteken. Ik vroeg aan de bestuurder van de auto of ik zijn rijbewijs mocht inzien. Ik hoorde hem zeggen dat dit mocht en ik zag dat de man mij een Belgisch rijbewijs overhandigde met nummer [0001]. Dit rijbewijs zat in een rijbewijsmapje. Op het rijbewijs stonden de volgende personalia:
[verdachte].
[geboortedatum]-1971 te [geboorteplaats]
Bestuurder gaf op te wonen op de [a-straat 1] te [woonplaats]
Op het bureau haalde ik het rijbewijs uit het mapje. Ik zag toen dat het rijbewijs van [verdachte] een kleurenkopie betrof. (...)"
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de deskundige Documentenonderzoek, materiedeskundige bij de Technische Recherche A. de Bruijn, voor zover inhoudende als relaas van de deskundige:
"Het rijbewijs werd door mij onderzocht.
Conclusie: door mij is vastgesteld dat
- het rijbewijs een vals rijbewijs is dat gelijkt op een nationaal Belgisch rijbewijs;
- op de voor- en achterzijde van het rijbewijs geen echtheidskenmerken zijn waargenomen en derhalve het rijbewijs een geheel vals nationaal Belgisch rijbewijs is."
3.5. Hieruit volgt dat het Hof als vaststaand heeft aangenomen dat de kleurenkopie van het rijbewijs die de verdachte bij de verkeerscontrole aan de verbalisant overhandigde, zonder deze te zeggen dat het een kopie betrof, aan de voor- en achterzijde niet de echtheidskenmerken bevatte van een nationaal Belgisch rijbewijs. Voor zover het middel, stellende dat het ging om een "identieke ongewijzigde fotokopie van een echt geschrift" bedoelt te betogen dat de door de verdachte overhandigde kopie geheel identiek was aan het origineel, mist het dus feitelijke grondslag. Het oordeel van het Hof dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst, een en ander in de zin van art. 225, tweede lid, Sr, geeft - in aanmerking genomen zijn gehoudenheid om het origineel van het rijbewijs te overhandigen - geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, meer in het bijzonder niet omtrent de term "vals geschrift".
3.6. Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld.
3.7. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 september 2006.
Beroepschrift 28‑10‑2005
[Hoge Raad der Nederlanden
Straf Griffie
INGEKOMEN
31 OKT 2005
DATUM:
NR: 02062/05]
Hoge Raad der Nederlanden
Griffienummer: 02062/05
SCHRIFTUUR VAN CASSATIE
In de zaak van [verdachte]
Requirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof te Den Haag, uitgesproken op 3 mei 2005.
Middel
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet naleving met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder van art. 359 lid 3 Sv juncto art. 415.Sv., doordat het Hof als feit 2 heeft bewezenverklaard dat requirant (kort gezegd) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, door tijdens een verkeerscontrole aan een agent van politie een kleurenkopie van een rijbewijs, dat in een voor een rijbewijs bestemd mapje zat, te overhandigen, terwijl volgens vaste jurisprudentie van uw Raad het bezigen van een fotokopie van een origineel document slechts dan valsheid in geschrifte oplevert, wanneer in deze fotokopie een wijziging is aangebracht ten opzichte van het origineel.
Toelichting:
1
Requirant's raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep dd. 19 april 2005 blijkens haar pleitnota, die is gehecht aan het proces-verbaal van die terechtzitting, onder meer het volgende verweer gevoerd:
‘Het kopiëren van een rijbewijs is niet aan te merken als het valselijk opmaken of vervalsen van een geschrift. Het is toegestaan een (kleuren)kopie te maken van je rijbewijs. De inhoud is niet veranderd en evenmin is een bestaand geschrift veranderd. Een kopie van het rijbewijs is géén valselijk opgemaakt rijbewijs óf een vervalst rijbewijs zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 225 Sr (…). Het bestanddeel ‘vals geschrift’ kan derhalve niet bewezen worden.’
Het hof heeft dit verweer verworpen. Het eerste deel van de betreffende overweging luidt als volgt:
‘Het hof is van oordeel, naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, dat de verdachte, door aan de agent van politie een kopie van een rijbewijs, dat in een voor een rijbewijs bestemd mapje zat, te overhandigen en daarbij niet mede te delen dat het een kopie was, deze kopie als een echt en onvervalst rijbewijs heeft willen gebruiken.’
In de gepubliceerde jurisprudentie zijn geen voorbeelden aangetroffen van het aanmerken als vals geschrift van een identieke, ongewijzigde, fotokopie van een echt geschrift, zoals hier aan de orde is. Blijkens vaste jurisprudentie van uw Raad wordt als valsheid in geschrifte aangemerkt het valselijk opmaken en/of vervalsen van een geschrift met bewijsbestemming, dan wel het bezigen van een kopie van een zodanig valselijk opgemaakt of vervalst geschrift (HR 21 december 1971, NJ 1972, 236). Voorts heeft Uw Raad in het arrest d.d. 5 januari 1988, NJ 1988, 788, geoordeeld dat het bezigen van een fotokopie als ware hij gelijk aan het origineel, valsheid oplevert, wanneer in die fotokopie een wijziging is aangebracht ten opzichte van het origineel.
Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat het bezigen van een fotokopie zonder dat daarin wijzigingen zijn aangebracht, geen valsheid oplevert. Ook wijst requirant op HR 18 maart 1940, NJ 1940, 781, waaruit blijkt dat niet ieder aanbrengen van een verandering in een fotokopie de conclusie kan rechtvaardigen dat sprake is van valsheid in geschrifte. Het aanbrengen van een verandering in de fotokopie is in onderhavige geval gesteld noch bewezenverklaard.
Requirant stelt dat het kopiëren van een geschrift niet kan worden aangemerkt als het valselijk opmaken of het vervalsen daarvan, en dat een fotokopie dan ook niet te beschouwen is als een vals geschrift. Als vervalsen moet worden aangemerkt een geschrift zodanig veranderen dat zijn oorspronkelijke inhoud gewijzigd wordt, het anders doen worden dan het was. Het eigenaardige van vervalsing bestaat hierin dat de verandering van het uiterlijk aanzien tevens de inhoud en strekking van het geschrift wijzigt, aldus Van Dorst.1. Van valselijk opmaken is sprake wanneer wordt voorgewend alsof het geschrift afkomstig is van een ander dan de werkelijke schrijver (materiële valsheid), of wanneer de inhoud in strijd is met de waarheid (intellectuele valsheid). Van Dorst stelt dat intellectuele valsheid niet ver afstaat van vervalsing en dat ‘bij beide toch wordt bewerkt dat er iets anders staat dan er behoorde te staan…’2. (cursivering van mij — AR). Hij wijst voorts op de wetsgeschiedenis, waaruit blijkt dat valselijk opmaken van de aanvang af ook de betekenis van opmaken met onware inhoud heeft gehad. In dit geval is van een onware inhoud geen sprake, noch stond er op de kopie iets anders dan er behoorde te staan.
Het kopiëren zou mogelijk wel kunnen worden gekwalificeerd als ‘namaken’, een van de bestanddelen van onder meer art. 208 Sr. Het namaken van muntspeciën wordt omschreven als ‘iets maken dat gelijkt op iets anders dat aan zijn oorsprong zijn karakter ontleent.’3. Uit het uiterlijke voorkomen moet de mogelijkheid voortvloeien dat de species of het papier voor echt wordt aangenomen.4. Interessant zijn in dit verband de bespiegelingen over het ‘kleuren’ in aant. 3 op art. 2085. in NLR. Daaruit komt naar voren dat het kleuren van een munt (vergulden of verzilveren) naar de wet niet onder vervalsen is te brengen. In noot 5 bij deze bespiegeling wordt het verschil tussen vervalsen en namaken uiteengezet als volgt: ‘namaken is toch maken van een nieuw voorwerp dat op een ander gelijkt, terwijl kleuren is het geven van een onjuist aanzien aan een bestaand voorwerp dat er door vervalst wordt.’ Requirant wijst voorts op HR 1 mei 1984, NJ 1984, 755, m.nt. 'tH. In de noot bij deze uitspraak, die betrekking had op het vervalsen van postzegels, stelt 't Hart onder meer het volgende: ‘Vervalsen betreft het veranderen van het uiterlijk van een (echte postzegel, zoals het wijzigen van de frankeerwaarde. Namaken betreft het vervaardigen van nabootsingen van echte zegels.’
Requirant meent tenslotte dat het feit dat geen sprake is van een valselijk opgemaakt of vervalst geschrift, met zich meebrengt dat geen sprake kan zijn van bewezenverklaring van het gebruik maken van ‘het valse of vervalste geschrift’ als bedoeld in art. 225 lid 2 Sr. Weliswaar is voor bewijsbaarheid van dat bestanddeel niet noodzakelijk dat de valsheid of vervalsing op zichzelf werkelijk een misdrijf was, maar wel dient sprake te zijn van een vals of vervalst geschrift in de zin van lid 1 van deze bepaling. Het gebruik van het woord ‘het’ duidt daarop. Een vergelijking met het bepaalde in art. 226 lid 2 Sr, waarin het soortgelijke bestanddeel is geformuleerd als ‘gebruik maken van enig in het eerste lid vermeld vals of vervalst geschrift’ (cursivering van mij — AR) biedt eveneens steun aan deze interpretatie.
De bewezenverklaring is daarom onjuist dan wel zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Requirant meent dat de bewezenverklaring terzake van dit feit niet in stand kan blijven.
2
Daarenboven is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk de bewijsoverweging van het Hof:
‘Voorts snijdt het betoog van de raadsvrouw dat het kopiëren van een rijbewijs geen vervalsing is van een geschrift geen hout nu rijden zonder rijbewijs als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, dientengevolge ook indien dit is vervangen door een (kleuren)kopie, strafbaar is gesteld bij wet (artikel 160, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wegenverkeerswet 1994).’
Degene die bij het besturen van een motorrijtuig nalaat zijn rijbewijs bij zich te dragen, kan niet voldoen aan een vordering ex art. 160 WVW 1994 tot het ter inzage afgeven van zijn rijbewijs. Het niet kunnen voldoen aan een dergelijke vordering is strafbaar gesteld bij art. 177 WVW, in welk artikel is bepaald dat een overtreding van art. 160 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. In aanvulling hierop is in art. 178 WVW 1994 bepaald dat de in art. 177 strafbaar gestelde feiten worden aangemerkt als overtredingen. Hiermee is onverenigbaar de kennelijke conclusie van het Hof dat het niet kunnen voldoen aan een vordering ex art. 160, eerste lid, aanhef en onder c, van de WVW 1994, zou zijn aan te merken als het misdrijf ‘valsheid in geschrifte’ in de zin van art. 225 lid 1 Sr wanneer in plaats van het gevorderde echt en onvervalst rijbewijs een kopie van dat (echt en onvervalst) rijbewijs wordt overgelegd. Requirant meent dat ook om deze reden de bewezenverklaring terzake van dit feit niet in stand kan blijven.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door Mr. [advocaat], advocaat te Amsterdam, kantoorhoudende aan de [adres] [plaats], die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door requirant van cassatie.
Amsterdam, 28 oktober 2005
[advocaat]