NJ 1972, 236
HR, 23-11-1971
HR 23-11-1971, ECLI:NL:PHR:1971:AB5761
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 november 1971
- Magistraten
Kazemier, Moons, Fikkert, Van Dijk, Van Der Ven
- Zaaknummer
[1971-11-23/NJ_53608]
- LJN
AB5761
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1971:AB5761, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑11‑1971
ECLI:NL:PHR:1971:AB5761, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑1971
- Wetingang
Sv art. 358; Sv art. 359
Essentie
Verwerping van verweer op de enkele grond dat requirant het daaraan ten grondslag liggende betoog niet aannemelijk heeft kunnen maken. Strijd met art. 358 lid 3 en 359lid 2 en 5 Sv.
Samenvatting
Ingeval de vraag rijst, of aan een verweer als bedoeld in art. 358, derde lid, Sv. ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zich inderdaad hebben voorgedaan, kan de last tot het aannemelijk maken van zodanige feiten en omstandigheden niet uitsluitend op de verdachte worden gelegd, doch is voor de beantwoording van die vraag bepalend, of bedoelde feiten en omstandigheden door het onderzoek ter terechtzitting al ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.