NJ 2007, 134
Eigen waarneming van de rechter als wettig bewijsmiddel.
HR 29-08-2006, ECLI:NL:HR:2006:AX6414, m.nt. J.M. Reijntjes (Hupje)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 augustus 2006
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01694/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AX6414
- Roepnaam
Hupje
- JCDI
JCDI:ADS145997:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AX6414, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑08‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AX6414, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑08‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑10‑2005
- Wetingang
Sv art. 340
Essentie
Als bewijsmiddel is uitgesloten de eigen waarneming van de rechter die buiten het verband van de terechtzitting, dus bijvoorbeeld na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en/of elders is geschied. De waarneming na het sluiten van het onderzoek ter zitting dat verdachte bij het verlaten van de zittingszaal een bijzondere vorm van lopen had, is geen wettig bewijsmiddel.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 november 2004, nummer 21/002815–04, in de strafzaak tegen M.K. Adv. mrs. G.P. Hamer en B.P. de Boer te Amsterdam.