RvdW 2006, 662
Voorwaardelijk opzet; niet redengevende bewijsvoering.
HR 20-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV8241
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 juni 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
01718/05
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AV8241
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV8241, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV8241, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑06‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑08‑2005
- Wetingang
Sr art. 287; Sv art. 359 lid 2; Sv art. 359 lid 3
Essentie
Voorwaardelijk opzet op dood slachtoffer? In beschonken toestand is hij met een vrachtauto gaan rijden, nadat hij zijn suicidale evenzeer beschonken partner uit die vrachtautao had getild en haar enkele meters naast die auto op de grond had gezet, zonder te kijken waar zijn partner zich toen bevond, waardoor hij haar heeft overreden. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg — in casu de dood — is aanwezig wanneer verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Verdachtes voor het bewijs gebezigde verklaring: ‘Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.