HR, 20-06-2006, nr. 01718/05
ECLI:NL:HR:2006:AV8241
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-06-2006
- Zaaknummer
01718/05
- LJN
AV8241
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AV8241, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AV8241
ECLI:NL:HR:2006:AV8241, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑06‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AV8241
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑08‑2005
- Wetingang
art. 287 Wetboek van Strafrecht
- Vindplaatsen
Jwr 2006/46
Jwr 2006/46
Conclusie 20‑06‑2006
Inhoudsindicatie
Voorwaardelijk opzet op doodslag. Verdachte, die toen 6 à 7 halve liters bier op had, heeft zijn suïcidale partner X, van wie hij wel af wilde en die zodanig beschonken was dat zij niet meer kon (op)staan, uit zijn geparkeerde vrachtwagen getild en haar ongeveer 3 meter daarnaast neergezet. Vervolgens is hij, terwijl hij wist dat zij zich ter hoogte van de rechtervoorzijde van de vrachtwagen bevond, gaan rijden zonder te kijken waar zij was: “Ik zat 10 à 15 minuten achter het stuur. Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan X gedacht. Ik ben niet uitgestapt om te kijken waar X was. Ik ben vervolgens vooruit gereden.”, aldus de tot het bewijs gebezigde verklaring van verdachte. Verdachte is over X heengereden, als gevolg waarvan zij is overleden. Het hof voorwaardelijk opzet op doodslag aangenomen. Voor het bewezenverklaarde opzet kan echter niet redengevend zijn de tot het bewijs gebezigde op de terechtzitting in appèl afgelegde verklaring van verdachte, voorzover inhoudende: “Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan X gedacht”. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
Griffienr. 01718/05
Mr. Wortel
Zitting:28 maart 2005
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Dit cassatieberoep betreft een arrest van het Gerechtshof te Arnhem waarbij verzoeker wegens "doodslag" is veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden. Tevens is verzoeker de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van drie jaren.
2. Namens verzoeker heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, een schriftuur houdende cassatieklachten ingediend.
3. Het enige middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, omdat het Hof niet op begrijpelijke wijze heeft vastgesteld dat verzoeker heeft gehandeld met (voorwaardelijk) opzet.
4. De bewezenverklaring luidt dat verzoeker:
"op 21 september 2003, te Goor, gemeente Hof van Twente, opzettelijk een vrouw, genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vrachtauto (trekker met oplegger) die [slachtoffer] (meermalen) overreden tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden"
5. In de bestreden uitspraak is ten aanzien van het bewijs overwogen:
"Het hof neemt voor het bewijs van het voorwaardelijk opzet van de primair telastegelegde doodslag het volgende in aanmerking:
* Verdachte heeft [slachtoffer] in ieder geval in de buurt van de vrachtwagen neergezet, gelet op zijn verklaring bij de politie op 25 september 2003: "Omstreeks 17.00 uur heb ik [slachtoffer] uit de auto getild. Ik heb haar ongeveer 3 meter naast de vrachtwagen neergezet."
* Verdachte wist bij het starten en het wegrijden van zijn vrachtwagen dat [slachtoffer] zich ter hoogte van de rechtervoorzijde van de vrachtwagen bevond, gelet op zijn verklaring bij de politie op 30 september 2003. "[slachtoffer] zat toen aan de rechterzijde van de auto, aan de voorkant, nog voor het rechterwiel."
* Verdachte wist toen dat [slachtoffer] zeer dronken was en daardoor niet meer kon lopen, gelet op zijn verklaring bij de politie op 23 september 2003: "[slachtoffer] had de hele dag bier gedronken en wilde constant meer drank hebben. [slachtoffer] had 's ochtends ook al een fles port gedronken." Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard op 25 september 2003: "Ik heb haar geholpen om uit de cabine te stappen. [slachtoffer] kon dit niet meer omdat zij teveel gedronken had. [slachtoffer] was erg dronken en had geen goede controle meer over haar lichaam. Zij beweegt zich dan voort door op haar kont te gaan zitten en dan met haar benen heen en weer te bewegen en zich zo te verplaatsen."
* Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] suïcidaal was, zoals bij de politie op 21 september 2003: "Afgelopen middag heeft [slachtoffer] tegen mij gezegd dat zij een einde aan haar leven wilde maken. Ze heeft mij enkele keren gezegd dat ze zich voor de wielen van de vrachtauto wilde gooien." Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard op 22 september 2003: "[slachtoffer] heeft een aantal keren getracht zichzelf van haar leven te beroven. Ze heeft wel eens op een flat gestaan en ik heb haar al eens van de rails gehaald. Ook is ze in het buitenland wel eens tussen de wielen van een vrachtwagen gaan zitten. De laatste keer dat ze dit probeerde was een week of drie vier geleden."
* Verdachte heeft verder bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] die zondag zat was. Zo heeft hij bij de politie op 23 september 2003 verklaard: "Zondagmorgen heeft [slachtoffer] mij het bloed onder de nagels vandaan gehaald. Dit is de hele dag door gegaan. [slachtoffer] treiterde mij constant. Ik kropte het gehele weekend de spanning al op. Op het moment dat we zondagmiddag bij de haven stonden bleef [slachtoffer] bier door drinken. Ik zag het toen niet echt meer zitten. Ik zat constant te denken hoe ik het de komende week allemaal moest regelen en het met [slachtoffer] op de rij moest houden. [slachtoffer] maakte compleet de dienst uit. Zelfs door de week bepaalde [slachtoffer] wanneer ik moest stoppen. Zondag 21 september 2003 kon ik hier niet meer tegen en kreeg een beklemmend gevoel. Het was al zover dat als ik iets niet deed wat [slachtoffer] vroeg, dan greep ze een mes en bedreigde mij hiermee. Ik was [slachtoffer] zondag compleet zat. Ik wilde haar wel kwijt."
* Verdachte heeft ter terechtzitting van dit hof verklaard dat hij een aantal minuten in de vrachtwagen heeft gezeten voordat hij ging rijden en dat hij niet meer is uitgestapt om te kijken waar [slachtoffer] was op het moment dat hij ging rijden. Zo heeft hij verklaard: "Ik zat 10 à 15 minuten achter het stuur. Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan [slachtoffer] gedacht. Ik ben niet uitgestapt om te kijken waar [slachtoffer] was. Ik ben vervolgens vooruit gereden."
* Verdachte had die bewuste zondag een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken. Het resultaat van de ademanalyse was 655 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Ter terechtzitting bij dit hof heeft hij verklaard: "Ik heb die dag 6 à 7 halve liters bier gedronken."
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij met zijn vrachtwagen over het slachtoffer heen zou rijden en dat hij haar daardoor van het leven zou beroven, welk gevolg verdachte op de koop toe heeft genomen."
6. Mij dunkt dat aldus op (volstrekt) begrijpelijke wijze is uiteengezet waarom verzoeker die aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard. Het Hof heeft dus ook - anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd - op begrijpelijke wijze vastgesteld dat zich niet het geval heeft voorgedaan dat verzoeker zich bewust is geweest van een zekere kans dat het slachtoffer onder de wielen van zijn vrachtwagen terecht zou komen, doch heeft gehandeld in de veronderstelling dat dit niet zou gebeuren.
7. Daarbij plaats ik nog de volgende kanttekening. Het betoog dat de verdachte niet heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet (willens en wetens een aanmerkelijke kans aanvaard), doch met bewuste schuld (de kwade kans onder ogen gezien, maar er op vertrouwd dat het wel goed zou gaan) vooronderstelt dat de verdachte zich ervan bewust was dat de omstandigheden op zichzelf beschouwd bevorderlijk waren voor het intreden van het door de wet verboden gevolg. Bij zodanige omstandigheden is het niet meer dan redelijk van de verdachte, die een veroordeling wenst af te houden met de stelling dat hij misschien lichtvaardig heeft vertrouwd op een goede afloop maar niet de kwade kans heeft aanvaard dat het niet goed zou gaan, te eisen dat hij de bijzonderheden toont die verklaarbaar maken dat hij zijn gedrag niet heeft aangepast aan de voor hem kenbare risico's.
8. Het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel dat niet is gebleken van zodanige bijzondere omstandigheden is niet onbegrijpelijk.
9. Het middel faalt en leent zich voor afdoening met de in art. 81 RO bedoelde korte motivering.
10. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak 20‑06‑2006
Inhoudsindicatie
Voorwaardelijk opzet op doodslag. Verdachte, die toen 6 à 7 halve liters bier op had, heeft zijn suïcidale partner X, van wie hij wel af wilde en die zodanig beschonken was dat zij niet meer kon (op)staan, uit zijn geparkeerde vrachtwagen getild en haar ongeveer 3 meter daarnaast neergezet. Vervolgens is hij, terwijl hij wist dat zij zich ter hoogte van de rechtervoorzijde van de vrachtwagen bevond, gaan rijden zonder te kijken waar zij was: “Ik zat 10 à 15 minuten achter het stuur. Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan X gedacht. Ik ben niet uitgestapt om te kijken waar X was. Ik ben vervolgens vooruit gereden.”, aldus de tot het bewijs gebezigde verklaring van verdachte. Verdachte is over X heengereden, als gevolg waarvan zij is overleden. Het hof voorwaardelijk opzet op doodslag aangenomen. Voor het bewezenverklaarde opzet kan echter niet redengevend zijn de tot het bewijs gebezigde op de terechtzitting in appèl afgelegde verklaring van verdachte, voorzover inhoudende: “Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan X gedacht”. De bewezenverklaring is daarom niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
20 juni 2006
Strafkamer
nr. 01718/05
PB/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 19 november 2004, nummer 21/001670-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Almelo van 2 maart 2004 - de verdachte ter zake van "doodslag" veroordeeld tot drie jaren en zes maanden gevangenisstraf met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring voor wat het opzet betreft ontoereikend, althans onbegrijpelijk is gemotiveerd.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 21 september 2003, te Goor, gemeente Hof van Twente, opzettelijk een vrouw, genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vrachtauto (trekker met oplegger) die [slachtoffer] (meermalen) overreden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden."
3.3.1. Daartoe heeft het Hof, voorzover hier van belang, als bewijsmiddelen gebezigd:
a. een proces-verbaal van politie opgemaakt door H.J. Michel, voorzover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van de verbalisant:
"Op 21 september 2003, omstreeks 18.25 uur, heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar de toedracht van het plaatsgevonden incident. De Volvobestuurder reed vanuit stilstand weg. Rechts voor zijn voertuig lag het slachtoffer op de grond.
Gelet op de sporen, reed de Volvo met het rechter voorwiel over het slachtoffer. Het slachtoffer werd achter het voorwiel vastgeklemd tegen de aldaar aanwezige spatlap en werd op deze wijze over een afstand van circa 62 meter onder de Volvo mee getrokken over het wegdek. De Volvobestuurder reed vervolgens over een afstand van 6 meter achteruit. Hierbij reed hij wederom over het slachtoffer, waarna hij zijn voertuig tot stilstand bracht. Het slachtoffer is overleden. Gelet op de positie van het slachtoffer op het moment dat de Volvobestuurder vanuit stilstand wegreed had hij haar kunnen zien in de rechter trottoirspiegel. In ieder geval had hij haar kunnen zien direct voor het moment dat hij over haar heen reed. De Volvobestuurder had het slachtoffer dat tegen de rechter achter spatlap, achter het rechter voorwiel geklemd zat, tijdens de door hem afgelegde weg, in de rechter trottoirspiegel kunnen waarnemen. Tevens heeft de Volvobestuurder kunnen merken dat hij over het slachtoffer reed. Het incident had plaatsgevonden op de Haven, gelegen binnen de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Goor in de gemeente Hof van Twente. Betrokken voertuigen: Voertuig, merk Volvo FH12, het betrof hier een trekker. Voertuig merk Broshuis, het betrof hier een oplegger."
b. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende -zakelijk weergegeven - als verklaring van [getuige 1]:
"Ik woon aan de [a-straat] te [woonplaats], gelegen op het industrieterrein "de Haven". Vanuit de voortuin van mijn woning heb ik vrij zicht op het Twentekanaal en op de parkeerplaats voor vrachtwagens. Vandaag, 21 september 2003 zag ik dat de vrachtwagen met de grijze oplegger op de parkeerplaats geparkeerd stond. Ook zag ik dat de vrouw voor het rechter voorwiel zat. Ik kon aan de houding van de vrouw zien dat zij dronken was. Ik herkende dit omdat zij vaker dronken was en in zo'n houding zat. Vervolgens hoorde ik dat de man zijn hondje riep. Ik zag dat de man een stukje naar zijn hondje toeliep, in de richting van mijn woning. Het hondje liep vervolgens met de man mee terug naar de vrachtwagen. Op dat moment zag ik dat de vrouw omviel. De vrouw lag op haar zij met het gezicht in de richting van mijn woning. Ik zag dat de vrouw een poging deed om omhoog te komen. Ik zag dat zij trachtte zich aan het wiel van de vrachtwagen omhoog te trekken. Dit lukte haar echter niet. De man liep vervolgens voor de cabine van de vrachtwagen langs. De vrouw lag op dat moment nog steeds op de grond voor het rechtervoorwiel. De man liep nog geen meter langs de vrouw heen. Hij moet haar hebben zien liggen. Ik zag dat de man in de vrachtwagen stapte en achter het stuur ging zitten. De vrouw lag nog steeds op dezelfde plaats. De vrouw deed ook geen pogingen om op te staan, ze bewoog zelfs niet. Ik zag dat de man de vrachtwagen 3 à 4 meter achteruit reed. De man deed dit op een rustige manier. Vervolgens zag ik dat de man vooruit reed. Ook dit ging op een normale manier. Tot mijn grote schrik zag ik dat de man met de vrachtwagen over de vrouw heen reed."
c. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende -zakelijk weergegeven - als verklaring van de verdachte:
"Ik ben van beroep zelfstandig vrachtwagenchauffeur. Ik heb een eigen vrachtauto, merk Volvo. Sinds vorig jaar wonen mijn vriendin [slachtoffer], ik noem haar [slachtoffer], in mijn vrachtauto. Elk weekend sta ik met de vrachtauto in Goor. Ik parkeer de vrachtauto dan, net als dit weekend, bij de Haven in Goor. Vanmiddag omstreeks 18.00 uur wilde ik de trekker en de daar inmiddels achter gekoppelde oplegger andersom zetten. Ik stapte achter het stuur van mijn vrachtauto. Ik ben gaan rijden. Afgelopen middag heeft [slachtoffer] tegen mij gezegd dat zij een einde aan haar leven wilde maken. Ze heeft mij enkele keren gezegd dat ze zich voor de wielen van de vrachtauto wilde gooien."
d. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende -zakelijk weergegeven - als verklaring van de verdachte:
"[slachtoffer] heeft een aantal keer getracht zichzelf van haar leven te beroven. Ze heeft wel eens op een flat gestaan en ik heb haar al eens van de rails afgehaald. Ook is ze in het buitenland wel eens tussen de wielen van een vrachtwagen gaan zitten. De laatste keer dat ze dit probeerde was een week of drie vier geleden."
e. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende -zakelijk weergegeven - als verklaring van de verdachte:
"Zondagmorgen heeft [slachtoffer] mij het bloed onder de nagels vandaan gehaald. Dit is de gehele dag door gegaan. [slachtoffer] treiterde mij constant. [slachtoffer] had de gehele dag bier gedronken en wilde constant meer drank hebben. [slachtoffer] had 's ochtends ook al een fles port gedronken. Ik kropte het gehele weekend de spanning al op. Op het moment dat we zondagmiddag bij de haven stonden bleef [slachtoffer] bier door drinken. Ik zag het toen niet echt meer zitten. Ik zat constant te denken hoe ik het de komende week allemaal moest regelen. En het met [slachtoffer] op de rij moest houden. [slachtoffer] maakte compleet de dienst uit. Zelfs door de week bepaalde [slachtoffer] wanneer ik moest stoppen. Zondag 21 september 2003 kon ik hier niet meer tegen en kreeg een beklemmend gevoel. Het was al zover dat als ik iets niet deed wat [slachtoffer] vroeg, dan greep ze een mes en bedreigde mij hiermee. Ik was [slachtoffer] zondag compleet zat. Ik wilde haar wel kwijt."
f. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende -zakelijk weergegeven - de verklaring van de verdachte:
"Ik heb haar geholpen om uit de cabine te stappen. [slachtoffer] kon dit niet meer omdat zij teveel gedronken had. [slachtoffer] was erg dronken en had geen goede controle meer over haar lichaam. Zij beweegt zich dan voort door op haar kont te gaan zitten en dan met haar benen heen en weer te bewegen en zich zo te verplaatsen. Omstreeks 17.00 uur heb ik [slachtoffer] uit de auto getild. Ik heb haar ongeveer 3 meter naast de vrachtwagen neergezet."
g. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende -zakelijk weergegeven - als verklaring van de verdachte:
"[slachtoffer] zat toen aan de rechterzijde van de auto, aan de voorkant, nog voor het rechterwiel."
h. de verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van het Hof van 5 november 2004, voorzover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
"Ik zat 10 à 15 minuten achter het stuur. Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan [slachtoffer] gedacht. Ik ben niet uitgestapt om te kijken waar [slachtoffer] was. Ik ben vervolgens vooruit gereden. Ik heb die dag 6 à 7 halve liters bier gedronken."
3.3.2. Het verkorte arrest houdt voorts het volgende in met betrekking tot de bewezenverklaring:
"Het hof neemt voor het bewijs van het voorwaardelijk opzet van de primair telastegelegde doodslag het volgende in aanmerking:
• Verdachte heeft [slachtoffer] in ieder geval in de buurt van de vrachtwagen neergezet, gelet op zijn verklaring bij de politie op 25 september 2003: "Omstreeks 17.00 uur heb ik [slachtoffer] uit de auto getild. Ik heb haar ongeveer 3 meter naast de vrachtwagen neergezet."
• Verdachte wist bij het starten en het wegrijden van zijn vrachtwagen dat [slachtoffer] zich ter hoogte van de rechtervoorzijde van de vrachtwagen bevond, gelet op zijn verklaring bij de politie op 30 september 2003. "[slachtoffer] zat toen aan de rechterzijde van de auto, aan de voorkant, nog voor het rechterwiel."
• Verdachte wist toen dat [slachtoffer] zeer dronken was en daardoor niet meer kon lopen, gelet op zijn verklaring bij de politie op 23 september 2003: "[slachtoffer] had de hele dag bier gedronken en wilde constant meer drank hebben. [slachtoffer] had 's ochtends ook al een fles port gedronken." Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard op 25 september 2003: "Ik heb haar geholpen om uit de cabine te stappen. [slachtoffer] kon dit niet meer omdat zij teveel gedronken had. [slachtoffer] was erg dronken en had geen goede controle meer over haar lichaam. Zij beweegt zich dan voort door op haar kont te gaan zitten en dan met haar benen heen en weer te bewegen en zich zo te verplaatsen."
• Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] suïcidaal was, zoals bij de politie op 21 september 2003: "Afgelopen middag heeft [slachtoffer] tegen mij gezegd dat zij een einde aan haar leven wilde maken. Ze heeft mij enkele keren gezegd dat ze zich voor de wielen van de vrachtauto wilde gooien. "Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard op 22 september 2003: "[slachtoffer] heeft een aantal keren getracht zichzelf van haar leven te beroven. Ze heeft wel eens op een flat gestaan en ik heb haar al eens van de rails gehaald. Ook is ze in het buitenland wel eens tussen de wielen van een vrachtwagen gaan zitten. De laatste keer dat ze dit probeerde was een week of drie vier geleden."
• Verdachte heeft verder bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] die zondag zat was. Zo heeft hij bij de politie op 23 september 2003 verklaard: "Zondagmorgen heeft [slachtoffer] mij het bloed onder de nagels vandaan gehaald. Dit is de hele dag door gegaan. [slachtoffer] treiterde mij constant. Ik kropte het gehele weekend de spanning al op. Op het moment dat we zondagmiddag bij de haven stonden bleef [slachtoffer] bier door drinken. Ik zag het toen niet echt meer zitten. Ik zat constant te denken hoe ik het de komende week allemaal moest regelen en het met [slachtoffer] op de rij moest houden. [slachtoffer] maakte compleet de dienst uit. Zelfs door de week bepaalde [slachtoffer] wanneer ik moest stoppen. Zondag 21 september 2003 kon ik hier niet meer tegen en kreeg een beklemmend gevoel. Het was al zover dat als ik iets niet deed wat [slachtoffer] vroeg, dan greep ze een mes en bedreigde mij hiermee. Ik was [slachtoffer] zondag compleet zat. Ik wilde haar wel kwijt."
• Verdachte heeft ter terechtzitting van dit hof verklaard dat hij een aantal minuten in de vrachtwagen heeft gezeten voordat hij ging rijden en dat hij niet meer is uitgestapt om te kijken waar [slachtoffer] was op het moment dat hij ging rijden. Zo heeft hij verklaard: "Ik zat 10 à 15 minuten achter het stuur. Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan [slachtoffer] gedacht. Ik ben niet uitgestapt om te kijken waar [slachtoffer] was. Ik ben vervolgens vooruit gereden."
• Verdachte had die bewuste zondag een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken. Het resultaat van de ademanalyse was 655 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Ter terechtzitting bij dit hof heeft hij verklaard: "Ik heb die dag 6 à 7 halve liters bier gedronken."
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij met zijn vrachtwagen over het slachtoffer heen zou rijden en dat hij haar daardoor van het leven zou beroven, welk gevolg verdachte op de koop toe heeft genomen."
3.4. Blijkens hetgeen het Hof, zoals hiervoor onder 3.3.2 weergegeven, heeft overwogen, heeft het opzet in de vorm van voorwaardelijk opzet bewezen geacht. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Voor het in deze zaak bewezenverklaarde opzet kan echter niet redengevend zijn de tot het bewijs gebezigde op de terechtzitting in hoger beroep afgelegde en hiervoor onder 3.3.1 onder h weergegeven verklaring van de verdachte, voorzover inhoudende: "Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan [slachtoffer] gedacht". De bewezenverklaring is daarom niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
3.5. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 20 juni 2006.
Mr. Corstens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Beroepschrift 26‑08‑2005
Namens verzoeker, [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1948 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], draag ik het volgende cassatiemiddel voor tegen het arrest van het Gerechtshof te Arnhem, uitgesproken op 19 november 2004, onder parketnummer 21-001670-04, waarbij verzoeker wegens ‘doodslag’ is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaren en zes (6) maanden en tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie (3) jaren:
Middel:
Er is sprake van schending van het recht en/of van verzuim van vormen, zoals bedoeld in artikel 79 RO. Het oordeel van het Gerechtshof dat verzoeker zijn vriendin opzettelijk van het leven heeft beroofd is onjuist, althans ontoereikend en/of onbegrijpelijk gemotiveerd. Het Gerechtshof is hierdoor ten onrechte, althans op gronden die de beslissing niet kunnen dragen, tot een bewezenverklaring gekomen.
Naar aanleiding van het verweer dat geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer, heeft het Gerechtshof het volgende overwogen:
‘Het hof neemt voor het bewijs van het voorwaardelijk opzet van de primair telastegelegde doodslag het volgende in aanmerking:
- •
Verdachte heeft [slachtoffer] in ieder geval in de buurt van de vrachtwagen neergezet gelet op zijn verklaring bij de politie op 25 september 2003: ‘Omstreeks 17.00 uur heb ik [slachtoffer] uit de auto getild. Ik heb haar ongeveer 3 meter naast de vrachtwagen neergezet.’
- •
Verdachte wist bij het starten en het wegrijden van zijn vrachtwagen dat [slachtoffer] zich ter hoogte van de rechtervoorzijde van de vrachtauto bevond, gelet op zijn verklaring bij de politie op 30 september 2003. ‘[slachtoffer] zat toen aan de rechterzijde van de auto, aan de voorkant, nog voor het rechterwiel.’
- •
Verdachte wist toen dat [slachtoffer] zeer dronken was en daardoor niet meer kon lopen, gelet op zijn verklaring bij de politie op 23 september 2003: ‘[slachtoffer] had de hele dag bier gedronken en wilde constant meer drank hebben. [slachtoffer] had 's ochtends ook al een fles port gedronken.’ Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard op 25 september 2003: ‘Ik heb haar geholpen om uit de cabine te stappen. [slachtoffer] kon dit niet meer omdat zij teveel gedronken had. [slachtoffer] was erg dronken en had geen goede controle meer over haar lichaam. Zij beweegt zich dan voort door op haar kont te gaan zitten en dan met haar benen heen en weer te bewegen en zich zo te verplaatsen.’
- •
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] suïcidaal was, zoals bij de politie op 21 september 2003: ‘Afgelopen middag heeft [slachtoffer] tegen mij gezegd dat ze zich voor de wielen van de vrachtauto wilde gooien.’ Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard op 22 september 2003: ‘[slachtoffer] heeft een aantal keren getracht zichzelf van haar leven te beroven. Ze heeft wel eens op een flat gestaan en ik heb haar al eens van de rails gehaald. Ook is ze in het buitenland wel eens tussen de wielen van een vrachtauto gaan zitten. De laatste keer dat ze dit probeerde was een week of drie vier geleden.’
- •
Verdachte heeft verder bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] die zondag zat was. Zo heeft hij bij de politie op 23 september 2003 verklaard: ‘Zondagmorgen heeft [slachtoffer] mij het bloed onder de nagels vandaan gehaald. Dit is de hele dag door gegaan. [slachtoffer] treiterde mij constant. Ik kropte het gehele weekend de spanning al op. Op het moment dat we zondagmiddag bij de haven stonden bleef [slachtoffer] bier door drinken. Ik zag het toen niet echt meer zitten. Ik zat constant te denken hoe ik het de komende week allemaal moest regelen en het met [slachtoffer] op de rij moest houden. [slachtoffer] maakte compleet de dienst uit. Zelfs door de week bepaalde [slachtoffer] wanneer ik moest stoppen. Zondag 21 september 2003 kon ik hier niet meer tegen en kreeg een beklemmend gevoel. Het was al zover dat als ik iets niet deed wat [slachtoffer] vroeg, dan greep ze een mes en bedreigde mij hiermee. Ik was [slachtoffer] zondag compleet zat. Ik wilde haar wel kwijt.’
- •
Verdachte heeft ter terechtzitting van dit hof verklaard dat hij een aantal minuten in de vrachtwagen heeft gezeten voordat hij ging rijden en dat hij niet meer is uitgestapt om te kijken waar [slachtoffer] was op het moment dat hij ging rijden. Zo heeft hij verklaard: ‘Ik zat 10 à 15 minuten achter het stuur. Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan [slachtoffer] gedacht. Ik ben niet uitgestapt om te kijken waar [slachtoffer] was. Ik ben vervolgens vooruit gereden.’
- •
Verdachte had die bewuste zondag een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gedronken. Het resultaat van de ademanalyse was 655 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Ter terechtzitting bij dit hof heeft hij verklaard: ‘Ik heb die dag 6 à 7 halve liters bier gedronken.’
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij met zijn vrachtwagen over het slachtoffer heen zou rijden en dat hij haar daardoor van het leven zou beroven, welk gevolg verdachte op de koop toe heeft genomen.’
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het Gerechtshof een onjuiste en/of onbegrijpelijke betekenis en inhoud heeft gegeven aan het bestanddeel (voorwaardelijk) ‘opzet’.
(Voorwaardelijk) opzet dient te worden onderscheiden van (bewuste) schuld:
‘Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg — zoals hier de dood — is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden verondersteld, kan niet zonder meer volgens dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld.
Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het behoudens contra-indicaties — niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.’
(HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552)
Uit de tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen komt naar voren dat er geen sprake is geweest van het bewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans. Uit het onder 3 opgenomen bewijsmiddel blijkt slechts dat de bestuurder het slachtoffer had kunnen zien toen hij wegreed en dat hij had kunnen merken dat hij over haar heen reed. Deze constateringen duiden eerder op schuld (in de zin van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid) dan op opzet (in de zin van het zich willens en wetens blootstellen aan een aanmerkelijke kans). Ook overigens blijkt niet dat verzoeker zich op het moment dat hij met de vrachtwagen optrok bewust is geweest van de aanmerkelijke kans op het fatale gevolg van zijn handelen.
Het feit dat verzoeker wist dat
- —
zijn vriendin ergens rechts naast de auto zat;
- —
zij zeer dronken was en daardoor niet meer (goed) kon lopen; en dat
- —
zij suïcidaal was,
brengt nog niet met zich dat mag worden aangenomen dat verzoeker zich bewust is geweest van de aanmerkelijke kans op het gevolg en dat hij die kans vervolgens bewust heeft aanvaard.
Hij had zich er (onder de gegeven omstandigheden) wellicht van bewust moeten zijn dat er een gevaarlijke situatie zou kunnen ontstaan. Die bewustheid ontbrak echter volledig, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de verklaring die onder 10 bij de bewijsmiddelen is opgenomen: ‘Ik zat 10 à 15 minuten achter het stuur. Ik dacht toen nergens aan. Ik heb toen niet aan [slachtoffer] gedacht. Ik ben niet uitgestapt om te kijken waar [slachtoffer] was. Ik ben vervolgens vooruit gereden.’
Het feit dat verzoeker zonder daarbij goed na te denken is opgereden, is iets dat hij zichzelf tot op de dag van vandaag verwijt. Was hij zich op dat fatale moment maar bewust geweest van de mogelijkheid dat zijn vriendin voor de wielen van de vrachtauto terecht was gekomen, dan was hij natuurlijk niet opgereden. Het ontbreken van die bewustheid op dat moment is zijn vriendin fataal geworden.
Strafrechtelijk gezien hebben we het dan niet over opzet, maar over schuld (in de zin van: [een aanmerkelijke mate van] onachtzaamheid, onnadenkendheid en/of onvoorzichtigheid).
Verzoeker vraagt zich voorts af of de kans dat zijn handelen tot het fatale gevolg (de dood van zijn vriendin) zou leiden wel een aanmerkelijke kans was.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat zijn gedraging — het rustig oprijden met een vrachtauto met de bedoeling het voertuig te keren — een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. De kans dat iemand voor de wielen van een stilstaande vrachtauto gaat zitten en daar blijft zitten nadat het voertuig is gestart en in beweging komt (tengevolge waarvan die persoon vervolgens komt te overlijden), kan naar algemene ervaringsregels niet als aanmerkelijk worden beschouwd. Het gaat hier niet om een kans waarmee een vrachtwagenchauffeur normaal gesproken rekening zou moeten houden. Onder bijzondere, risicoverhogende, omstandigheden kan dat anders zijn. De bijzondere omstandigheden brengen in dit geval met zich dat van verzoeker mocht worden verwacht dat hij zich ervan zou vergewissen dat zijn vriendin zich op een veilige afstand van het voertuig bevond. Nu achteraf blijkt dat hij dat niet heeft gedaan en hij — zonder ergens aan te denken — de vrachtauto heeft gestart en is opgereden, mag worden gezegd dat hij in zekere mate onnadenkend, onachtzaam en onvoorzichtig is geweest. Deze constatering brengt echter niet met zich dat de kans (die naar algemene ervaringsregels niet als aanmerkelijk kan worden beschouwd) dat door het handelen van verzoeker — t.w.: het rustig oprijden met de vrachtauto met de bedoeling het voertuig te keren — diens vriendin zou komen te overlijden, onder de bijzondere omstandigheden van het geval wel als een aanmerkelijke kans moet worden aangemerkt.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. [naam advocaat], advocaat te [plaats], kantoorhoudende te [plaats], aan de [adres], die bij deze verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker.
[plaats], 26 augustus 2005
[naam advocaat]