NJ 2006, 357
Aanwezigheidsrecht.
HR 20-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6197
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 juni 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
01614/05 J
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AV6197
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV6197, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV6197, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑06‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑09‑2005
- Wetingang
Sv art. 278 lid 3; Sv art. 281 lid 1; EVRM art. 6 lid 3
Essentie
Aanwezigheidsrecht. Na sluiting onderzoek ter terechtzitting maar voor de datum van arrest, verzoekt verdachtes raadsman bij brief om heropening van de zaak omdat zijn cliënt op de zittingsdag in verzekering was gesteld en daardoor niet aanwezig kon zijn. Het oordeel dat er geen reden is het onderzoek te heropenen is niet zonder meer begrijpelijk.
Samenvatting
Twee zittingen, waarop verdachte en diens raadsman aanwezig zijn, worden gevolgd door een zitting waarbij wel verdachtes raadsman maar niet verdachte aanwezig is, waarbij het Hof het verzoek om aanhouding door verdachtes raadsman, daar deze zijn cliënt ter zitting had verwacht, heeft afgewezen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.