NJ 2006, 370
Verweren over hoofdzaak gevoerd in ontnemingszaak.
HR 13-06-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6199
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 juni 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
01686/05 P
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AV6199
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV6199, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑06‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV6199, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑06‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑08‑2005
- Wetingang
Sr art. 36e; Sv art. 358 lid 3; Sv art. 511e
Essentie
Het verweer in de ontnemingszaak dat in het opsporingsonderzoek in de hoofdzaak zodanige onregelmatigheden hebben plaatsgevonden dat dit moet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van de OvJ in zijn vervolging, is geen verweer dat rechtstreeks betrekking heeft op de ontnemingsvordering. Het hof was gebonden aan het daaromtrent in de hoofdzaak gegeven oordeel.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 oktober 2004, nummer 23/003303–02, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van C. Adv. mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer te Amsterdam.