RvdW 2006, 552
Onbegrijpelijk oordeel dat overschrijding van de redelijke termijn niet behoefde te leiden tot strafvermindering.
HR 30-05-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV5019
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 mei 2006
- Magistraten
Mrs. W.J.M. Davids, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
02269/05
- Conclusie
A-G Knigge
- LJN
AV5019
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV5019, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV5019, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑05‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑10‑2005
- Wetingang
Essentie
's Hofs oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn niet behoefde te leiden tot strafvermindering en dat volstaan kon worden met het constateren van die overschrijding omdat de termijn slechts licht was overschreden, de zaak overigens voldoende voortvarend is behandeld. mede gelet op de aard en de ernst van het feit en recidive na het feit, is onbegrijpelijk. HR vermindert zelf de opgelegde straf.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 oktober 2004, nummer 23/002280–04, in de strafzaak tegen L. Adv. mr. A.E.M. Röttgering te Amsterdam. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.