RvdW 2006, 557
Meineed. Onvoldoende bewijs dat opzettelijk onjuiste verklaring is afgelegd.
HR 30-05-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV2343
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 mei 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
00592/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AV2343
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV2343, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑05‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV2343, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑05‑2006
Essentie
Meineed. Onvoldoende bewijs dat opzettelijk onjuiste verklaring is afgelegd.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 12 oktober 2004, nummer 21/005979–03, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboortedatum] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Almelo van 1 december 2003 — de verdachte ter zake van 'in een geval, waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert, mondeling, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.