RvdW 2006, 524
Art. 359 lid 2 Sv: in middel onvoldoende aangegeven op welke onderbouwde standpunten wordt gedoeld.
HR 16-05-2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8920
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 mei 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
01757/05
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AU8920
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU8920, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑05‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU8920, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2005
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑08‑2005
- Wetingang
Essentie
Reikwijdte art. 359 lid 2 Sv. HR herhaalt zijn algemene beschouwingen uit HR 11 april 2006, RvdW 2006, 399 en is van oordeel dat de klacht over de gebrekkige respons op het verweer dat de verklaringen van 5 getuigen onbetrouwbaar zijn, niet tot cassatie kan leiden, nu in het middel niet met voldoende precisie is aangeduid op welk (of welke) met argumenten onderbouwd standpunt(en) de klacht het oog heeft. AG Vellinga: i.c. is geen sprake van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.