RvdW 2006, 379
Uitlevering aan Kenia en art. 6 EVRM. Uitlevering toelaatbaar. Advies HR aan MvJ om rapporten terzake in zijn beslissing te betrekken.
HR 04-04-2006, ECLI:NL:HR:2006:AV8326
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 april 2006
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
03153/05 U
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AV8326
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AV8326, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑04‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AV8326, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑04‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑12‑2005
- Wetingang
EVRM art. 6; Uitleveringswet art. 30 lid 2
Essentie
Uitlevering aan Kenia. Bij toetsing aan het EVRM kan de rechter de uitlevering slechts ontoelaatbaar verklaren als de opgeëiste persoon door uitlevering zou worden blootgesteld aan een flagrante inbreuk op een hem cfm art. 6 EVRM toekomend recht. De rechtbank kon het verweer terzake verwerpen. Wel adviseert de HR de Minister van Justitie in zijn beslissing te betrekken hetgeen is vermeld in een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse zaken en in de Country Reports on Human Practises 2004 van het United States Department of State.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.