RvdW 2006, 382
Profijtontneming. Onder ‘andere feiten’ cfm art. 36e lid 3 Sr zijn ‘soortgelijke feiten’ cfm art. 36e lid 2 Sr begrepen.
HR 04-04-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AV0397
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 april 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
01092/05P
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AV0397
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AV0397, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑04‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AV0397, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑04‑2006
- Wetingang
Essentie
Profijtontneming.
1. Tekst noch wetsgeschiedenis geven steun aan de opvatting dat onder ‘andere feiten’ cfm. art. 36e lid 3 Sr geen feiten kunnen zijn begrepen die soortgelijk zijn aan die waarvoor betrokkene is veroordeeld op de grond dat ten aanzien van die soortgelijke feiten alleen lid 2 van art. 36e Sr van toepassing is.
2. Bij toepassing van art. 36e lid 3 Sr geldt als maatstaf of uit het strafrechtelijk financieel onderzoek aannemelijk is dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De gebezigde bewijsmiddelen hoeven niet in te houden om welke ‘andere feiten’ ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.