JOL 2006, 101
Ontbreken bewijsmiddelen waaruit wederrechtelijk genoten voordeel kan worden afgeleid.
HR 14-02-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU8125
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 februari 2006
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
00686/05P
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AU8125
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU8125, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑02‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU8125, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2006
Essentie
Ontbreken bewijsmiddelen waaruit wederrechtelijk genoten voordeel kan worden afgeleid.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 23 februari 2005, nummer 21/004321–03, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van: [veroordeelde/betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zutphen.
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een beslissing van de Rechtbank te Arnhem van 2 juli 2003 — de betrokkene de verplichting ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.