NJ 2006, 162
Kennelijk leugenachtige verklaring.
HR 06-12-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3461
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 december 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen
- Zaaknummer
00820/05
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AU3461
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AU3461, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AU3461, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑12‑2005
- Wetingang
Sv art. 338; Sv art. 341; Sv art. 359 lid 2
Essentie
Kennelijk leugenachtige verklaring. Zodanig verklaring kan bij de bewijsvoering worden gebruikt wanneer het oordeel van de rechter luidt dat deze kennelijk leugenachtig is en bedoeld om de waarheid te bemantelen, mits dat oordeel zijn grondslag vindt in andere bewijsmiddelen dan een verklaring van de verdachte. Tot die andere bewijsmiddelen kan niet worden gerekend de weergave van door verdachte aan derden gedane mededelingen (vgl. HR NJ 2005, 396). Hetzelfde geldt voor een getapt telefoongesprek waarin verdachte aan een derde mededelingen heeft gedaan, zoals in casu het geval is.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.