NJ 2006, 537
Nadere bewijsmotivering niet noodzakelijk na verweer dat verdachte onmogelijk aanwezig kon zijn op plaats delict.
HR 08-11-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2027, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 november 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
03350/04J
- Conclusie
A-G Knigge
- Noot
T.M. Schalken
- LJN
AU2027
- JCDI
JCDI:ADS116997:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2005:AU2027, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑11‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AU2027, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2005
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑01‑2005
- Wetingang
Sv (oud) art. 359 lid 2
Essentie
Onmogelijke aanwezigheid op het plaats delict? HR: De vaststellingen van het Hof omtrent tijdstippen en afstand dwingen niet tot de gevolgtrekking dat tussen het vertrek van verdachte vanaf de school en zijn aankomst bij het slachtoffer ‘hooguit 15 minuten zijn verlopen’, maar laten ruimte voor een tijdsbestek waarin de verdachte een afstand van 12 kilometer per fiets kon overbruggen. Het Hof behoefde de bewezenverklaring niet nader te motiveren.
Samenvatting
De afstand tussen de school van de verdachte en de plaats van het misdrijf bedraagt twaalf kilometer. De bewijsmiddelen houden in (i) dat de verdachte om 11.45 uur van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.