NJ 2006, 82
Geen responsieplicht in geval van overgelegd maar niet voorgedragen stuk.
HR 08-11-2005, ECLI:NL:HR:2005:AU1675, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 november 2005
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
03290/04
- Conclusie
A-G Jörg
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AU1675
- JCDI
JCDI:ADS116990:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AU1675, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑11‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AU1675, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑11‑2005
- Wetingang
EVRM art. 6; Sv art. 358 lid 3
Essentie
Het Hof was niet verplicht een beslissing te geven op passages uit het overgelegde schrijven van verdachte waarvan niet blijkt dat de inhoud daarvan namens de verdachte is voorgedragen.
Samenvatting
Geen rechtsregel verplicht de rechter te beslissen omtrent enig door de verdachte schriftelijk gevoerd verweer, dat niet door of namens de verdachte ter terechtzitting uitdrukkelijk is voorgedragen. Dit vereiste van de uitdrukkelijke voordracht dient de helderheid van de procesvoering en geeft houvast omtrent hetgeen is aangevoerd aan de rechter, de verdediging en het openbaar ministerie, terwijl zo eveneens wordt gewaarborgd dat het openbaar ministerie in de gelegenheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.