NJ 2006, 424
HR, 01-11-2005, nr. 02315/04
HR 01-11-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8800
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 november 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
02315/04
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AT8800
- JCDI
JCDI:ADS154950:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AT8800, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑11‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT8800, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑11‑2005
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑09‑2004
- Wetingang
Essentie
In de redactie van art. 416 lid 1 Sr valt niet te lezen dat degene die opzettelijk een door misdrijf verkregen voorwerp verwerft, voorhanden heeft, etc., slechts dan als schuldig aan heling kan worden gestraft wanneer het misdrijf waardoor het voorwerp is verkregen door een ander is gepleegd. Krachtens het begrip van heling – een begunstigingsmisdrijf – moet echter worden aangenomen dat het feit dat iemand een helingshandeling begaat ten aanzien van een voorwerp dat hij zelf door enig misdrijf heeft verkregen, aan diens veroordeling wegens heling in de weg staat. Wanneer dit laatste ter zitting aannemelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.