NJ 2007, 454
HR, 11-10-2005, nr. 02527/04
HR 11-10-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT5663
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 oktober 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
02527/04
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AT5663
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal publiekrecht (V)
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑10‑2005
ECLI:NL:PHR:2005:AT5663, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑10‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT5663, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2005
- Wetingang
Sv art. 278 lid 3 en 4, 329, 330, 331
Essentie
Uit de art. 278, lid 3 en 4, 329, 330 en 331, lid 1 Sv volgt dat op een verzoek van verdachte ex art. 278.3 Sv ter terechtzitting moet worden beslist, nadat het openbaar ministerie omtrent dat verzoek is gehoord, en dat het verzuim om op een dergelijk verzoek te beslissen met nietigheid is bedreigd. Redelijke wetstoepassing brengt mee dat een en ander gelijkelijk geldt indien het gaat om een verzoek tot uitstel dat is gedaan door de ex art. 279.1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.