NJ 2006, 626
Uitleg andere strafbare feiten i de zin van art. 36e lid 3 Sr.
HR 11-10-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3654
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 oktober 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, W.M.E. Thomassen, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
02249/04P
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AT3654
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AT3654, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑10‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT3654, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2005
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑11‑2004
- Wetingang
Essentie
Uit art. 36e jo. art. 511 lid 1 Sv volgt dat een ontnemingsvordering n.a.v. een veroordeling wegens een strafbaar feit moet worden ingesteld binnen twee jaren na de uitspraak in eerste aanleg. Daarmee is niet verenigbaar dat in een geval als het onderhavige, waarin na een eerdere veroordeling een ontnemingsvordering t.z.v. de feiten waarvoor die veroordeling betrekking had, binnen genoemde termijn is uitgebleven, die feiten alsnog n.a.v. een latere veroordeling als ‘andere strafbare feiten’ ex art. 36e lid 3 Sr tot voorwerp van ontneming kunnen worden gemaakt.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.