NJ 2006, 25
Undue delay in hoger beroep: onbegrijpelijk oordeel hof dat dat geen gevolgen hoeft te hebben door de voorvarende behandeling in eerste aanleg.
HR 20-09-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8809
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 september 2005
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, A.J.A. van Dorst, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
02683/04
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AT8809
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AT8809, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT8809, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑09‑2005
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 1; Sv art. 359a
Essentie
's Hofs oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep geen gevolgen hoeft te hebben omdat de zaak in eerste aanleg voortvarend en ruimschoots binnen redelijke termijn is behandeld, is onbegrijpelijk nu de zaak in hoger beroep bijna 3 jaar na het instellen daarvan is afgedaan. HR past om doelmatigheidsredenen zelf strafvermindering toe.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 19 mei 2004, nummer 23/003876–01, in de strafzaak tegen L.N., adv. mr. E. Th. Hummels te Zeist.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.