HR, 13-09-2005, nr. 02754/04
ECLI:NL:PHR:2005:AT8992
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-09-2005
- Zaaknummer
02754/04
- LJN
AT8992
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AT8992, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑09‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT8992
ECLI:NL:PHR:2005:AT8992, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AT8992
- Wetingang
art. 20 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
- Vindplaatsen
VR 2006, 92
Jwr 2005/95
VR 2006, 92
Jwr 2005/95
Uitspraak 13‑09‑2005
Inhoudsindicatie
Overschrijding maximumsnelheid en beroep op verontschuldigbare dwaling. Het aangevoerde (ik wil een krantenartikel aan u overleggen waaruit blijkt dat de kantonrechter 2 personen heeft vrijgesproken die op dezelfde weg de maximumsnelheid hebben overschreden omdat onduidelijk zou zijn hoe hard er mag worden gereden en dat niet kenbaar is dat er geen sprake meer is van een bebouwde kom) kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een beroep op verontschuldigbare dwaling. Daarop moest het hof op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing geven.
13 september 2005
Strafkamer
nr. 02754/04
EC/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 10 juni 2004, nummer 21/003966-03, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Arnhem, sector Kanton te Nijmegen van 7 november 2002 - de verdachte ter zake van "overtreding van artikel 20, aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990" veroordeeld tot een geldboete van € 285,--, subsidiair vijf dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. van der Wilt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verwijzing of terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof niet uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft beslist op een ter terechtzitting gevoerd verweer dat voor de verdachte niet kenbaar was dat hij nog binnen de bebouwde kom reed.
3.2. Tenlastelegging en bewezenverklaring betreffen een snelheidsovertreding binnen de bebouwde kom.
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 juni 2004 houdt als verklaring van de verdachte onder meer het volgende in:
"De verkeerssituatie ter plekke, kruising Neerbosscheweg - Hogelandseweg te Nijmegen heeft niets met een bebouwde kom te maken. Aangekomen bij het eerste verkeerslicht straalde het oranje licht uit en daarop heb ik gas gegeven om zo het verkeerslicht nog te passeren terwijl het oranje licht uitstraalde.
Nu veertig meter na het tweede verkeerslicht de autosnelweg A73 begint, mag ik toch verwachten dat ik snelheid mag gaan maken. Ik wil graag aan u overleggen een artikel uit "De Gelderlander" van 19 april 2003 waaruit blijkt dat een kantonrechter twee personen die op dezelfde weg, de Neerbosscheweg, de maximumsnelheid hebben overschreden, heeft vrijgesproken van het telastegelegde omdat niet duidelijk zou zijn hoe hard er mag worden gereden en dat het op geen enkele wijze meer kenbaar is dat er nog sprake zou zijn van een bebouwde kom."
3.4. Het aangevoerde kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een beroep op verontschuldigbare dwaling. Aldus is een verweer gevoerd waaromtrent het Hof op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak niet voorkomt, is het middel gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 13 september 2005.
Conclusie 13‑09‑2005
Inhoudsindicatie
Overschrijding maximumsnelheid en beroep op verontschuldigbare dwaling. Het aangevoerde (ik wil een krantenartikel aan u overleggen waaruit blijkt dat de kantonrechter 2 personen heeft vrijgesproken die op dezelfde weg de maximumsnelheid hebben overschreden omdat onduidelijk zou zijn hoe hard er mag worden gereden en dat niet kenbaar is dat er geen sprake meer is van een bebouwde kom) kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een beroep op verontschuldigbare dwaling. Daarop moest het hof op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing geven.
Griffienr. 02754/04
Mr. Wortel
Zitting:28 juni 2005
Conclusie inzake:
[verzoeker = verdachte]
1. Dit cassatieberoep betreft een mondeling arrest van het Gerechtshof te Arnhem waarbij verzoeker wegens "overtreding van artikel 20, aanhef en onder a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990" is veroordeeld tot een geldboete van € 285,=, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijf dagen hechtenis.
2. Namens verzoeker heeft mr. G. van der Wilt, advocaat te Rotterdam, een schriftuur houdende cassatieklachten ingediend.
3. Er wordt één middel voorgesteld waarin wordt geklaagd over het achterwege blijven van een (nadrukkelijke en voldoende gemotiveerde) beslissing op een verweer, ertoe strekkende dat het feit wegens een onduidelijke situatie ter plekke niet strafbaar is, en dat voorts een beroep op het gelijkheidsbeginsel zou inhouden.
4. Het gaat om een snelheidsoverschrijding, begaan op een kruispunt te Nijmegen. Onmiddellijk achter dat kruispunt, waar het verkeer met stoplichten wordt geregeld, begint een autosnelweg. Verzoeker reed in de richting van die autosnelweg en moest twee stoplichten passeren. De kruisende weg is op het kruispunt namelijk verdeeld in afzonderlijke rijbanen voor het verkeer in beide richtingen, met een tussenruimte van enkele tientallen meters. Uit de door verzoeker afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat het eerste stoplicht dat hij moest passeren oranje was geworden, en dat verzoeker gas heeft gegeven om ook nog het erachter gelegen tweede stoplicht te halen. Tussen de beide stoplichten staat de flitspaal, die is verbonden met detectielussen. Daarmee werd vastgelegd dat verzoeker bij het passeren van het tweede stoplicht veel harder reed dan de ter plekke geldende limiet van vijftig kilometer per uur.
5. Ter terechtzitting van het Hof van 4 december 2003 heeft verzoeker verklaard dat de verkeerssituatie ter plekke niets (herkenbaars) met een bebouwde kom te maken heeft, en dat hij er van uit mocht gaan dat hij harder mocht gaan rijden omdat veertig meter na het laatste stoplicht de snelweg begint. Voorts legde verzoeker een krantenartikel over, waarvan de strekking is dat twee andere personen ter zake van een snelheidsoverschrijding op hetzelfde punt zijn vrijgesproken omdat naar het oordeel van de rechter niet duidelijk was hoe hard gereden mag worden.
6. Op voorstel van de advocaat-generaal is de behandeling aangehouden voor het inwinnen van nadere inlichtingen omtrent de situatie ter plekke.
Daarop is een aanvullend proces-verbaal met bijlagen bij de stukken gevoegd. De strekking daarvan is dat de wegbeheerder medio oktober 2003 "50 km-borden" voor het bewuste kruispunt heeft geplaatst, en dat er overigens geen wijzingen in de situatie ter plaatse zijn geweest.
7. Ter terechtzitting van 10 juni 2004 is dat aanvullend proces-verbaal ter sprake geweest. Verzoeker zijn de bijgevoegde foto's voorgehouden. Hij heeft zijn op de eerdere terechtzitting ingenomen standpunten herhaald, en wederom gewezen op het krantenartikel.
8. In de bestreden uitspraak zijn geen nadere overwegingen gewijd aan de strafbaarheid van het feit of aan de verhouding tussen deze strafzaak en de in het krantenartikel bedoelde eerdere zaken.
9. Het bewezenverklaarde feit is begaan op 20 september 2001. De ter terechtzitting gebleken omstandigheid dat de wegbeheerder medio oktober 2003 "50 km-borden" heeft geplaatst wijst erop dat ook naar diens inzicht onvoldoende duidelijk was welke maximumsnelheid ter plaatse geldt.
10. Bij deze stand van zaken behoefde in ieder geval het verweer dat het feit niet strafbaar is omdat onduidelijk is aan welke maximumsnelheid bestuurders van motorvoertuigen zich ter plaatse dienen te houden een nadrukkelijke, gemotiveerde beslissing.
Daarbij dient nog het volgende te worden bedacht. Op de laatste terechtzitting van het Hof heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat bestuurders van motorvoertuigen er van uit moeten gaan dat zij binnen de bebouwde kom rijden zolang nog niet is aangegeven dat zij die bebouwde kom achter zich laten. Deze reactie op het verweer kan geenszins overtuigen, aangezien er vele wegen binnen de bebouwde kom zijn aan te wijzen waar een hogere maximumsnelheid dan 50 km/h geldt; met name wegen die naar doorgaande verbindingen (zoals autosnelwegen) voeren.
11. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en verwijzing of terugwijzing van de zaak teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,