NJ 2006, 24
Jeugdstrafrecht; partiële uitleg art. 279 en 280 Sr.
HR 06-09-2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3999
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 september 2005
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
02717/04
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AT3999
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2005:AT3999, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2005
ECLI:NL:HR:2005:AT3999, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑09‑2005
- Wetingang
Sr art. 279; Sr art. 280 lid 3
Essentie
1. De opvatting dat de uithuisplaatsing van de minderjarige op grond van machtiging van de Kinderrechter meebracht dat ten tijde van die plaatsing geen sprake meer was van ‘opzicht’ conform art. 279 en 280 Sr, uitgeoefend door de gezinsvoogdijinstelling is onjuist.
2. De enkele omstandigheid dat de minderjarige alleen maar de wens had om bij de verdachte te blijven kan, mede gelet op art. 280 lid 3 Sr niet leiden tot het oordeel dat de verdachte heeft gehandeld in het kader van een zorgvuldige hulpverlening.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.