Op grond van het bepaalde in art. 74 GWD en de Regeling agressieve dieren kan een hond van het pitbull-terriër type ook door toepassing van bestuursdwang worden weggevoerd en (uiteindelijk) gedood. In dat verband is door de bestuursrechter geoordeeld dat een iets grotere schofthoogte (52 respectievelijk 51 cm) dan in de Bijlage vermeld niet meebrengt dat een hond niet kan worden aangemerkt als van het pitbull-terriër-type. Zie Voorzieningenrechter College van Beroep voor het Bedrijfsleven 23 november 2004, LJN: AR7661, en Rechtbank Groningen 13 juli 2004, LJN: AQ5967.
HR, 24-05-2005, nr. 03322/04B
ECLI:NL:HR:2005:AT4114
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24-05-2005
- Zaaknummer
03322/04B
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
AT4114
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2005:AT4114, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AT4114
ECLI:NL:HR:2005:AT4114, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑05‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT4114
- Wetingang
art. 73 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
- Vindplaatsen
Conclusie 24‑05‑2005
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 03322/04 B
Mr. Vellinga
Zitting: 12 april 2005
Conclusie inzake:
[betrokkene]
1.
De Rechtbank te Rotterdam heeft bij beschikking van 22 september 2004 een vordering ex art. 552f Sv, strekkende tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen hond, afgewezen en de teruggave gelast van de hond aan de eigenaar.
2.
De Officier van Justitie heeft beroep in cassatie ingesteld en één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel voert aan dat het oordeel van de Rechtbank, dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de inbeslaggenomen hond van het type pitbull-terriër is, onjuist althans zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk is.
4.
De Rechtbank heeft de afwijzing van de vordering als volgt gemotiveerd.
"De politie heeft onderhavige hond in beslag genomen omdat zij het vermoeden had dat deze hond, een hond van het pitbull-terriër type was. Nu enkel het voorhanden hebben van een hond van het pitbull-terriër type ingevolge het bepaalde in art. 73, lid 2 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren in samenhang met het bepaalde in artikel 2 van de Regeling agressieve dieren en de bijlage behorende bij die regeling verboden is, dient vast te worden gesteld of de hond een van het pitbull-terriër type is.
De rechtbank stelt voorop dat voor een toewijzing van de onderhavige vordering met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid dient komen vast te staan dat de inbeslaggenomen hond van het pitbull-terriër type is. Een toewijzing van de vordering brengt immers het onomkeerbare gevolg mee dat de inbeslaggenomen hond zal worden afgemaakt.
In bijlage I van de Regeling Agressieve dieren worden de karakteristieken genoemd van honden van het zogenaamde pitbull-terriër type. Een van de belangrijkste karakteristieken vormt de zogenaamde schofthoogte van de hond die tussen de 35 en de 50 centimeter zou moeten zijn.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen van R.A. Oud, ambtenaar bij de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (Visserij, WHV). Deze concludeert aan de hand van een niet nader gemotiveerd expertiseverslag, voorzien van kruisjes, dat de inbeslaggenomen hond een hond van het pitbull-terriër type is. Zijns inziens bedraagt de schofthoogte in dit geval 53 centimeter.
Ook J. Fakkel, deskundige Regeling agressieve dieren, aangewezen door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (Visserij, WHV), heeft de inbeslaggenomen hond onderzocht. Ook hij komt tot de conclusie dat de hond een hond van het pitbull-terriër type is, maar hij meet de schofthoogte op 49 centimeter.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de schofthoogte van de inbeslaggenomen hond valt binnen de gestelde 35 en 50 centimeter, nu de deskundigen een aanmerkelijke, van elkaar afwijkende hoogte hebben vastgesteld. Niet kan dan ook met de vereiste mate van zekerheid worden gezegd dat de inbeslaggenomen hond een hond van het pitbull-terriër type is, zoals bedoeld in bijlage I van de Regeling agressieve dieren.
De vordering ex art. 552f van het Wetboek van Strafvordering dient derhalve afgewezen te worden.
Nu onderhavige hond onvoldoende kan worden aangemerkt als zijnde een van het pitbull-terriër type, acht de rechtbank dat er geen grond (meer) aanwezig is om het beslag te handhaven. Derhalve gelast zij de teruggave aan de eigenares, [betrokkene] van het inbeslaggenomene."
5.
Een korte schets van het wettelijke kader. Ingevolge art. 73, eerste lid, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWD) is het verboden dieren, behorende tot door Onze Minister aangewezen soorten of categorieën van dieren te fokken, in Nederland te brengen, te koop aan te bieden of te verkopen. Op grond van het tweede lid van dit artikel is het verboden dieren behorende tot ingevolge het eerste lid aangewezen soorten of categorieën van dieren voorhanden te hebben. Het handelen in strijd met art. 73, tweede lid, GWD is in art. 121, eerste lid, van die wet aangemerkt als een misdrijf.
6.
Op grond van art. 2 van de Regeling agressieve dieren (Stcrt. 1993, 11; hierna: de Regeling) worden als diersoorten en categorieën van dieren, bedoeld in art. 73, eerste lid, van de GWD aangewezen de soorten en categorieën van dieren als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage 1. Deze bijlage (hierna: de Bijlage) vermeldt honden van het pitbull-terriër type, waaronder worden verstaan honden die in belangrijke mate voldoen aan de in de bijlage vermelde karakteristieken of in belangrijke mate gelijkenis vertonen met de afbeeldingen die in deze bijlage zijn opgenomen.
7.
Uit de Toelichting op de Regeling blijkt van de volgende achtergrond voor het in de Bijlage opnemen van de woorden 'in belangrijke mate':
"De Pit-bull-Terriër behoort niet tot een door de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland erkend ras en er is derhalve geen rasstandaard voor dit type voorhanden. De eerdergenoemde Commissie van Advies Aggressief Gedrag bij Honden heeft evenwel een duidelijke omschrijving, ondersteund met fotomateriaal, gegeven van dit type. Deze omschrijving wordt in een aantal gemeenten (...) reeds met succes gebruikt voor de identificatie van dit type hond. De omschrijving is opgenomen in de bij de onderhavige regeling behorende bijlage 1. Aangegeven is dat onder honden van het Pit-bull-Terriër-type honden worden verstaan die in belangrijke mate voldoen aan de beschrijving. Hiermee wordt duidelijk dat een hond niet aan alle kenmerken behoeft te voldoen om te worden aangemerkt als Pit-bull.
(...)
Zowel de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland en de Stichting voor Gezelschapsdieren als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wijzen op mogelijke bewijsproblemen bij het hanteren van de beschrijving van het Pitbull-Terriër-type zoals opgenomen in de bijlage. Daaraan is deels tegemoet gekomen door in de bijlage aan te geven dat honden die in belangrijke mate voldoen aan de beschrijving tot de Pit-bulls worden gerekend. Hoewel verschil van mening waarbij de rechter het laatste woord zal hebben niet geheel is uit te sluiten, worden de problemen niet van dien aard geacht dat een omkering van de bewijslast is overwogen."
8.
Het middel voert aan dat het oordeel van de Rechtbank onbegrijpelijk is nu zowel in het verslag van R.A. Oud als in dat van J. Fakkel wordt geconcludeerd dat de hond van het pitbull-terriër type is als bedoeld in de Regeling en de Bijlage. Daar voegt het middel nog aan toe dat het erom gaat dat de hond in belangrijke mate voldoet aan de in de Bijlage vermelde karakteristieken, zodat een van die karakteristieken afwijkende schofthoogte op zichzelf niet aan de kwalificatie als pitbull-terriër in de weg staat.
9.
Het verslag van R.A. Oud, ambtenaar bij de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, is opgemaakt op verzoek van de politie. Uit dit verslag blijkt dat de hond aan 37 van de 38 in de Bijlage vermelde kenmerken voldoet. Het punt waarop de hond afwijkt van de karakteristieken is dat R.A. Oud een schofthoogte van 53 centimeter heeft gemeten, waar deze volgens de Bijlage tussen de 35 en 50 centimeter dient te liggen. In een bij het verslag gevoegd proces-verbaal van bevindingen heeft R.A. Oud dit onderkend, maar niettemin geconcludeerd dat de hond kan worden aangemerkt als een hond van het pitbull-terriër type als bedoeld in de Regeling.
10.
De eigenares van de hond, [betrokkene], heeft een klaagschrift ingediend tegen de voortduring van het beslag op de hond. Bij de behandeling daarvan is het verslag van R.A. Oud en met name de schofthoogte ter sprake gekomen. Naar aanleiding daarvan heeft de Officier van Justitie voorgesteld een tweede deskundige te laten rapporteren. De Rechtbank heeft dat voorstel overgenomen. Dit heeft geleid tot het verslag van J. Fakkel, blijkens het verslag een door het Ministerie van LNV aangewezen deskundige inzake de Regeling agressieve dieren. Zijn bevindingen luiden dat de schofthoogte 49 centimeter is en dat de hond ook voldoet aan de overige in de Bijlage opgesomde kenmerken, zodat deze tot het in de Bijlage bedoelde pitbull-terriër type gerekend kan worden.
11.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de schofthoogte van de hond valt binnen de in de Bijlage genoemde marge van 35 tot 50 centimeter. De juistheid van de overige bevindingen van de deskundigen is ten overstaan van de Rechtbank niet betwist. Door te overwegen dat door de twijfel omtrent de schofthoogte niet met aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de hond van het pitbull-terriër type is, is de Rechtbank er aan voorbijgegaan dat de Bijlage niet voorschrijft dat de hond aan alle daarin opgenomen karakteristieken moet voldoen, maar dat dat in belangrijke mate het geval moet zijn. Anders dan de Rechtbank tot uitgangspunt heeft genomen, blijkt uit de Regeling en de Bijlage voorts niet dat de schofthoogte een kenmerk is waaraan relatief veel gewicht zou moeten worden toegekend. Daarbij is van belang dat de door R.A. Oud gemeten schofthoogte de in de Bijlage vermelde marge in slechts geringe mate overschrijdt en dat naar zijn deskundige mening die overschrijding niet afdoet aan de conclusie dat het om een hond van het pitbull-terriër type gaat.1.
12.
Het voorgaande brengt mee, dat de door de Rechtbank voor de afwijzing van de vordering gebezigde gronden zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk zijn.
13.
Het middel is terecht voorgesteld.
14.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd.
15.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak opdat de zaak op de bestaande vordering tot onttrekking aan het verkeer opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 24‑05‑2005
Uitspraak 24‑05‑2005
Inhoudsindicatie
Pit-bull-Terriër-type. Als dieren ex art. 73 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren worden aangemerkt honden van het Pit-bull-Terriër-type. De vraag of een dier kan worden aangemerkt als een hond van het Pit-bull-Terriër-type, dient te worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het dier “in belangrijke mate” voldoet aan de – in totaal 33 – karakteristieken genoemd in bijlage 1 bij de Regeling agressieve dieren. Een hond behoeft dus niet aan al die karakteristieken te voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een Pit-bull. Het oordeel van de rb dat de schofthoogte “een van de belangrijkste karakteristieken” vormt en dat het enkele feit dat niet aan die karakteristiek is voldaan, meebrengt dat geen sprake is van een Pit-bull, geeft blijk van een onjuiste uitleg van de hier toepasselijke regelgeving.
Partij(en)
24 mei 2005
Strafkamer
nr. 03322/04 B
LR/AG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Rotterdam van 22 september 2004, nummer RK 04/992, op een vordering van de Officier van Justitie als bedoeld in artikel 552f, van het Wetboek van Strafvordering betreffende een hond inbeslaggenomen bij:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft de vordering van de Officier van Justitie afgewezen en de teruggave aan de eigenares [betrokkene] gelast van de in bovenvermelde beschikking omschreven hond.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en de zaak zal verwijzen, opdat de zaak op de bestaande vordering tot onttrekking aan het verkeer opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
Het middel keert zich met een rechts- en een motiveringsklacht tegen de afwijzing van de vordering tot onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen hond.
3.2.
De bestreden beschikking houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De politie heeft onderhavige hond in beslag genomen omdat zij het vermoeden had dat deze hond, een hond van het pitbull-terriër type was. Nu enkel het voorhanden hebben van een hond van het pitbull-terriër type ingevolge het bepaalde in art. 73, lid 2 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren in samenhang met het bepaalde in artikel 2 van de Regeling agressieve dieren en de bijlage behorende bij die regeling verboden is, dient vast te worden gesteld of de hond een van het pitbull-terriër type is.
De rechtbank stelt voorop dat voor een toewijzing van de onderhavige vordering met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid dient komen vast te staan dat de inbeslaggenomen hond van het pitbull-terriër type is. Een toewijzing van de vordering brengt immers het onomkeerbare gevolg mee dat de inbeslaggenomen hond zal worden afgemaakt.
In bijlage I van de Regeling Agressieve dieren worden de karakteristieken genoemd van honden van het zogenaamde pitbull-terriër type. Een van de belangrijkste karakteristieken vormt de zogenaamde schofthoogte van de hond die tussen de 35 en de 50 centimeter zou moeten zijn.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen van R.A. Oud, ambtenaar bij de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Deze concludeert aan de hand van een niet nader gemotiveerd expertiseverslag, voorzien van kruisjes, dat de inbeslaggenomen hond een hond van het pitbull-terriër type is. Zijns inziens bedraagt de schofthoogte in dit geval 53 centimeter.
Ook J. Fakkel, deskundige Regeling agressieve dieren, aangewezen door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, heeft de inbeslaggenomen hond onderzocht. Ook hij komt tot de conclusie dat de hond een hond van het pitbull-terriër type is, maar hij meet de schofthoogte op 49 centimeter.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat de schofthoogte van de inbeslaggenomen hond valt binnen de gestelde 35 en 50 centimeter, nu de deskundigen een aanmerkelijke, van elkaar afwijkende hoogte hebben vastgesteld. Niet kan dan ook met de vereiste mate van zekerheid worden gezegd dat de inbeslaggenomen hond een hond van het pitbull-terriër type is, zoals bedoeld in bijlage I van de Regeling agressieve dieren.
De vordering ex art. 552f van het Wetboek van Strafvordering dient derhalve afgewezen te worden.
Nu onderhavige hond onvoldoende kan worden aangemerkt als zijnde een van het pitbull-terriër type, acht de rechtbank dat er geen grond (meer) aanwezig is om het beslag te handhaven. Derhalve gelast zij de teruggave aan de eigenares, [betrokkene] van het inbeslaggenomene."
3.3.1.
Voor de beoordeling van het middel is het volgende wettelijk kader van belang.
- (i)
Art. 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, luidende:
"1.
Het is verboden dieren, behorende tot door Onze Minister aangewezen soorten of categorieën van dieren te fokken, in Nederland te brengen, te koop aan te bieden of te verkopen.
2.
Het is verboden dieren behorende tot ingevolge het eerste lid aangewezen soorten of categorieën van dieren voorhanden te hebben.
3.
Ingevolge het eerste lid worden slechts aangewezen soorten of categorieën, waarvan de dieren een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid van mens of dier."
- (ii)
Art. 2 van de Regeling agressieve dieren (Stcrt. 1993, 11), luidende:
"Als diersoorten en categorieën van dieren, bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de wet worden aangewezen de soorten en categorieën van dieren als bedoeld in de bij deze regeling behorende bijlage 1."
- (iii)
In bijlage 1, die is getiteld "Honden van het Pit-bull-Terriër-type, waaronder wordt verstaan honden die in belangrijke mate voldoen aan de navolgende karakteristieken of in belangrijke mate gelijkenis vertonen met de navolgende afbeeldingen", zijn 33 karakteristieken vermeld, waaronder "hoogte (schoft): 35-50 cm."
3.3.2.
De Toelichting op de Regeling agressieve dieren houdt, voorzover hier van belang, het volgende in:
"De Pit-bull-Terriër behoort niet tot een door de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland erkend ras en er is derhalve geen rasstandaard voor dit type voorhanden. De eerdergenoemde Commissie van Advies Agressief Gedrag bij Honden heeft evenwel een duidelijke omschrijving, ondersteund met fotomateriaal, gegeven van dit type.
Deze omschrijving wordt in een aantal gemeenten waarin door middel van een Algemene Politieverordening maatregelen zijn getroffen, reeds met succes gebruikt voor de identificatie van dit type hond. De omschrijving is opgenomen in de bij de onderhavige regeling behorende bijlage 1. Aangegeven is dat onder honden van het Pit-bull-Terriër-type honden worden verstaan die in belangrijke mate voldoen aan de beschrijving. Hiermee wordt duidelijk dat een hond niet aan alle kenmerken behoeft te voldoen om te worden aangemerkt als Pit-bull.
(...)
Zowel de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland en de Stichting voor Gezelschapsdieren als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wijzen op mogelijke bewijsproblemen bij het hanteren van de beschrijving van het Pit-bull-Terriër-type zoals opgenomen in de bijlage. Daaraan is deels tegemoet gekomen door in de bijlage aan te geven dat honden die in belangrijke mate voldoen aan de beschrijving tot de Pit-bulls worden gerekend. Hoewel verschil van mening waarbij de rechter het laatste woord zal hebben niet geheel is uit te sluiten, worden de problemen niet van dien aard geacht dat een omkering van de bewijslast is overwogen."
3.4.
Ingevolge de hiervoor onder 3.3.1 weergegeven regelgeving worden als dieren in de zin van art. 73 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangemerkt honden van het Pit-bull-Terriër-type, te weten honden die, voorzover hier van belang, in belangrijke mate voldoen aan de karakteristieken die in genoemde Bijlage 1 zijn vermeld. De vraag of een dier kan worden aangemerkt als een hond van het Pit-bull-Terriër-type, dient derhalve te worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het dier, voorzover hier van belang, "in belangrijke mate" voldoet aan bedoelde - in totaal 33 – karakteristieken. Zoals ook volgt uit de onder 3.3.2 weergegeven Toelichting op de Regeling agressieve dieren behoeft een hond dus niet aan al die karakteristieken te voldoen om te kunnen worden aangemerkt als een Pit-bull.
Gelet hierop geeft het oordeel van de Rechtbank dat de zogenoemde schofthoogte van de hond "een van de belangrijkste karakteristieken" vormt en dat het enkele feit dat niet aan die karakteristiek is voldaan, meebrengt dat geen sprake is van een hond van het Pit-bull-Terriër type, zoals bedoeld in voormelde regeling, blijk van een onjuiste uitleg van de hier toepasselijke regelgeving. Het middel klaagt daarover terecht.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beschikking;
Wijst de zaak terug naar de Rechtbank te Rotterdam, opdat de vordering tot onttrekking aan het verkeer opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2005.