NJ 2005, 133
Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel bij veroordeelde bij wie de buit ook weer gestolen is.
HR 30-11-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3721
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 november 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, J. de Hullu
- Zaaknummer
0062104P
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AR3721
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR3721, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR3721, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑11‑2004
- Wetingang
Essentie
De beslissing tot voordeelontneming bij de veroordeelde wegens diefstal aan wie de buit (een partij kobalt) nadien ontstolen zou zijn, is in het licht van de wetsgeschiedenis noch onjuist noch onbegrijpelijk. Hetzelfde geldt voor de schatting van het wederrechtelijk genoten voordeel aan de hand van hetgeen betrokkenes buit bij verkoop in het illegale circuit minimaal zou hebben opgebracht.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 24 september 2003, nummer 22/004502–02, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van A.P. de Z., adv. mr. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.