NJ 2005, 108
Detentie drugskoeriers en gelijkheidsbeginsel.
HR 23-11-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR2435, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 november 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, G.J.M. Corstens, J.P. Balkema, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
00582/04
- Conclusie
plv. P-G Fokkens
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
AR2435
- JCDI
JCDI:ADS159879:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Penitentiair recht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Discriminatieverbod
Materieel strafrecht / Algemeen
Europees belastingrecht / Discriminatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR2435, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR2435, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑11‑2004
- Wetingang
Essentie
Het hof kon oordelen dat de ongelijke behandeling die voortvloeit uit het op de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers gebaseerde detentieregime wordt gerechtvaardigd door de nog steeds bestaande noodsituatie. Een beroep op strafvermindering vanwege dat detentieregime behelst geen verzuim van vormen cfm. art. 359a Sv. De wijze van executie van voorlopige hechtenis of gevangenisstraf hoeft niet worden gecompenseerd met strafvermindering.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 augustus 2003, nummer 23/000704–03, in de strafzaak tegen J.H.Z., adv. mr. B.Th. Nooitgedagt te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.