NJ 2005, 275
Bewijsoverweging niet redengevend.
HR 02-11-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9806, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 november 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
02459/03
- Conclusie
A-G Jörg
- Noot
T.M. Schalken
- LJN
AO9806
- JCDI
JCDI:ADS117011:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO9806, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑11‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO9806, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑11‑2004
- Wetingang
Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3; EVRM art. 6 lid 2
Essentie
De in de nadere bewijsoverweging opgenomen omstandigheid dat de verdachte en een medeverdachte ten tijde van de zitting in de onderhavige zaak reeds enkele maanden gedetineerd waren terzake van andere, nieuwe vermogensmisdrijven is niet redengevend voor de bewezenverklaring.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 14 augustus 2003, nummer 21/000119–03, in de strafzaak tegen G.S., adv. mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville en mr. J.Y. Taekema te Rotterdam.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.