JOL 2004, 545
Motivering vrijspraak niet onbegrijpelijk. Strafprocesrecht
HR 26-10-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR2190
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 oktober 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.L.M. Urlings, W.A.M. van Schendel,
- Zaaknummer
00956/04
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AR2190
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR2190, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR2190, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑10‑2004
Essentie
Motivering vrijspraak niet onbegrijpelijk.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 7 oktober 2003, nummer 23/001572–02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
Hoge Raad:
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 17 december 2001 — de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.