NJ 2004, 682
Ontoereikend bewijs medeplegen doodslag.
HR 26-10-2004, ECLI:NL:HR:2004:AR2187, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 oktober 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
00911/04
- Conclusie
A-G W.H. Vellinga
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
AR2187
- JCDI
JCDI:ADS145531:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AR2187, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AR2187, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑10‑2004
- Wetingang
Sr art. 47; Sr art. 287; Sv art. 359 lid 2
Essentie
Ontoereikend bewijs van medeplegen van doodslag door de verdachte, die geen uitvoeringshandeling heeft verricht. Anders dan het hof heeft overwogen, valt niet in te zien hoe verdachte zich had kunnen distantiëren van het geweld van de medeverdachte, terwijl voorts verdachte's tot het bewijs gebezigde verklaring inhoudt dat hij een schoppende beweging naar het slachtoffer maakte om het vuurwapen uit haar hand te schoppen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 november 2003, nummer 22/001596–03, in de strafzaak tegen J.A., adv. mr. A.A. Franken te Amsterdam. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.