NJ 2004, 686
Niet erkennen gemachtigd raadsman; verwijzing cfm. art. 423 lid 2 Sv.
HR 05-10-2004, ECLI:NL:HR:2004:AP0187
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 oktober 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.L.M. Urlings, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink, J. de Hullu
- Zaaknummer
02677/03
- Conclusie
A-G W.H. Vellinga
- LJN
AP0187
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AP0187, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AP0187, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑10‑2004
- Wetingang
Sv art. 279; Sv art. 423 lid 2
Essentie
Ingeval verwijzing van de zaak cfm. Art. 423 lid 2 Sv is aangewezen — daaronder begrepen de daarmee gelijkgestelde gevallen, waarin de rechter in eerste aanleg de hoofdzaak ten onrechte wel heeft behandeld (HR NJ 1996, 557)— kan daarvan alleen worden afgezien als door de A-G en de verdachte beslissing van de hoofdzaak door het hof is verlangd.
De omstandigheid dat de in eerste aanleg verschenen raadsman aldaar ten onrechte niet als gemachtigde raadsman als bedoeld in art. 279 Sv is erkend en als zodanig niet het woord heeft mogen voeren, brengt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.