NJ 2005, 93
Bewijswaarde ‘ander geschrift’ ex art. 344 lid 1 sub 5 Sv.
HR 28-09-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9131, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
28 september 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J.L.M. Urlings, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, J. de Hullu
- Zaaknummer
03031/03
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
AO9131
- JCDI
JCDI:ADS117002:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO9131, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑09‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO9131, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 28‑09‑2004
- Wetingang
Sv art. 344 lid 1 sub 5; Sv art. 359
Essentie
De opvatting dat andere geschriften slechts tot bewijs mogen meewerken indien zij in verband stan met bewijsmiddelen die zelf geen ander geschrift ex art. 344 lid 1 sub 5 Sv zijn, is onjuist. Of het andere bewijsmiddel voldoende steun geeft aan het ‘andere geschrift’ is niet afhankelijk van de aard van dat andere bewijsmiddel. De enkele omstandigheid dat dit steun biedende bewijsmiddel een ander geschrift is in evenbedoelde zin is niet doorslaggevend.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 4 juli 2003, nummer 21/001659–00, in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.