NJ 2004, 594
Bevoegdheid tot inbeslagneming.
HR 07-09-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5819
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 september 2004
- Magistraten
Mrs. Davids, Corstens, Balkema, Van Dorst, Ilsink
- Zaaknummer
01852/03
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AO5819
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Voorfase
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO5819, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑09‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO5819, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑09‑2004
- Wetingang
Sv art. 95; Opiumwet art. 9 lid 3
Essentie
De politie heeft verdovende middelen tegen de wil van betrokkene inbeslaggenomen door zijn vuist te openen. Het tegen de wil van betrokkene en met proportioneel geweld openen van een vuist is niet aan te merken als een onderzoek aan lichaam of kleding, of onderzoek in het lichaam. De bevoegdheid tot inbeslagneming omvat de bevoegdheid tot het desnoods tegen de wil van betrokkene en met proportioneel geweld openen van diens vuist.1
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 mei 2003, nummer 22/001400–03, in de strafzaak tegen: J.K.R., adv. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.