NJ 2004, 561
Ontoereikend bewijs voorwaardelijk opzet op doodslag; geslotenheid systeem rechtsmiddelen.
HR 22-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8320, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 juni 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
02304/03
- Conclusie
A-G Jörg
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
AO8320
- JCDI
JCDI:ADS117009:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO8320, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑06‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO8320, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑06‑2004
- Wetingang
Sr art. 287; Sv art. 350; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 2; Sv art. 359 lid 3; Sv art. 69; Sv art. 359a
Essentie
1. Ontoereikend bewijs van (voorwaardelijk) opzet op de levensberoving van één van de twee slachtoffers. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan wel volgen dat verdachte een doorgeladen vuurwapen in zijn hand had toen hij door het desbetreffende slachtoffer werd vastgepakt, maar niet dat verdachte bewust de fatale kogel heeft afgevuurd, noch onder welke omstandigheden het wapen is afgegaan. Het verweer, dat het vuurwapen tijdens de confrontatie tussen verdachte en het desbetreffende slachtoffer per ongeluk is afgegaan — waarop het Hof niet heeft gerespondeerd — vindt evenmin weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen.
2. Namens de in voorlopige hechtenis verblijvende verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.