NJ 2004, 439
Aanranding. Onvoldoende bewijs van feitelijkheden.
HR 22-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO8315
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 juni 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, G.J.M. Corstens, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
02272/03
- Conclusie
A-G Jörg
- LJN
AO8315
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO8315, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑06‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO8315, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑06‑2004
- Wetingang
Sr art. 242; Sr art. 246; Sv art. 359 lid 1
Essentie
Ontucht met een verstandelijk gehandicapte jongen door de penningmeester van een speeltuin. De alternatieven in de bewezenverklaring (ten aanzien van de feitelijkheden waardoor het slachtoffer is gedwongen) moeten elk door bewijsmiddelen worden geschraagd. Uit de bewijsmiddelen kan niet volgen dat verdachte fysiek en/of geestelijk overwicht had over het slachtoffer, noch dat verdachte door het beloven van geld als het slachtoffer zou meewerken aan een bloed- en spermatest opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de ontuchtige handelingen tegen zijn wil heeft ondergaan.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.