NJ 2004, 464
Beroep op zwijgrecht door verdachte betrokken in nadere bewijsoverweging.
HR 15-06-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9639
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 juni 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
02619/03
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AO9639
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO9639, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO9639, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2004
- Wetingang
Sv art. 29; Sv art. 341; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3; Sr art. 416
Essentie
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf niet tot het bewijs bijdragen (NJ 1999, 139). Een rechter mag wel, indien een verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven, zulks in zijn overwegingen betrekken. Het Hof heeft door in zijn nadere bewijsoverweging te betrekken dat de verdachte geen verklaring met betrekking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.