Zo ten aanzien van beslissingen op verweren HR 16 juni 1992, NJ 1992, 819, ten aanzien van een verzoek dat op een nadere terechtzitting waarop het onderzoek opnieuw was aangevangen, niet was herhaald; HR 20 februari 1996, NJ 1996, 424 m.nt. 'tH ten aanzien van een afwijzing van een verzoek opheffing voorlopige hechtenis en HR 18 maart 1997, NJ 1997, 72. Anders Rb Amsterdam 25 januari 1974, NJ 1974, 146t.a.v. wijziging van de tenlastelegging.
HR, 15-06-2004, nr. 02103/03
ECLI:NL:HR:2004:AO8810
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-06-2004
- Zaaknummer
02103/03
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
AO8810
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2004:AO8810, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2004
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2004:AO8810
ECLI:NL:HR:2004:AO8810, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2004; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AO8810
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AO8810
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AO8810
- Wetingang
art. 313 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2004/292
Conclusie 15‑06‑2004
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 02103/03
Mr. Vellinga
Zitting: 27 april 2004
Conclusie inzake:
[verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, wegens "medeplegen van smaad" veroordeeld tot een geldboete van € 1000,-, subsidiair twintig dagen hechtenis. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
2.
Namens verdachte heeft mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, drie middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte de gevorderde wijziging van de tenlastelegging heeft toegewezen.
4.
De tenlastelegging zoals ter terechtzitting in eerste aanleg gewijzigd, luidt dat:
"hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2001 tot en met 16 mei 2001, in elk geval in of omstreeks de maand mei 2001, te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [het slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met voormeld doel aan de redactie van het Utrechts Nieuwsblad (door aan die redactie een faxbericht te sturen) - zakelijk weergegeven - medegedeeld dat een persoon (te weten een cliënt van K33 Hairhotel <waarmee kennelijk wordt bedoeld die [slachtoffer]>)
- -
een medewerkster van het K33 Hairhotel buiten het bedrijf heeft verkracht en/of
- -
een andere medewerkster van het K33 Hairhotel seksueel heeft geïntimideerd om die medewerkster in bed te krijgen en/of
- -
een oversekste cliënt van het K33 Hairhotel is, die schade aan mensen en indirect aan het bedrijf heeft toegebracht"
5.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2003 heeft de Advocaat-Generaal gevorderd dat de tenlastelegging zou worden gewijzigd in die zin dat na de woorden "heeft toegebracht" aan de tenlastelegging zou worden toegevoegd:
"en/of
- -
(vervolgens) een journalist van het Utrechts Nieuwsblad heeft meegedeeld dat die cliënt een ex-directeur van K33 Hairhotel was en/of die journalist (vervolgens) in contact heeft gebracht met voornoemde [slachtoffer]."
6.
Vervolgens deed zich blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting aldaar de volgende gang van zaken voor:
"De advocaat-generaal is van oordeel dat de tenlastelegging behoort te worden gewijzigd en legt de noodzakelijk geoordeelde wijziging schriftelijk aan het Hof over en vordert dat zie wijziging zal worden toegelaten.
De raadsman van verdachte voert het woord en deelt daarbij mede, zakelijk weergegeven:
Ik ben van mening dat de door de advocaat-generaal voorgestelde wijziging van de telastelegging een ander strafbaar feit oplevert. Wanneer ik dit van te voren had geweten had ik verzocht eveneens een andere getuige tegen deze zitting te laten oproepen, te weten de bewuste journalist van het Utrechts Nieuwsblad.
De advocaat-generaal voert het woord en deelt daarbij mede, zakelijk weergegeven:
In eerste aanleg is de wat vage telastelegging middels een wijziging toegespitst op één persoon. De huidige voorgestelde wijziging houdt in dat de telastelegging nog meer op die persoon wordt toegespitst. In ieder geval houdt het geen ander strafbaar feit in.
De raadsman deelt nog mede, zakelijk weergegeven:
Er zouden geen andere aspecten aan de orde komen dan het bewuste faxbericht. Bovendien ziet het er naar uit dat de opgeroepen getuige [het slachtoffer] niet is verschenen.
Het hof trekt zich terug in raadkamer teneinde te beraadslagen. Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat de vordering wijziging telastelegging - nu deze niet inhoudt dat er een ander feit wordt telastegelegd - wordt toegewezen."
7.
Het Hof heeft blijkens zijn arrest ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 12 mei 2001 tot en met 16 mei 2001, te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk de eer en de goede naam van [het slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met voormeld doel aan de redactie van het Utrechts Nieuwsblad (door aan die redactie een faxbericht te sturen) - zakelijk weergegeven - medegedeeld dat een persoon (te weten een cliënt van K33 Hairhotel <waarmee kennelijk wordt bedoeld die [slachtoffer]>)
- -
een medewerkster van het K33 Hairhotel buiten het bedrijf heeft verkracht en
- -
een andere medewerkster van het K33 Hairhotel seksueel heeft geïntimideerd om die medewerkster in bed te krijgen en
- -
een oversekste cliënt van het K33 Hairhotel is, die schade aan mensen en indirect aan het bedrijf heeft toegebracht".
8.
Ter terechtzitting van 16 juni 2003 heeft het Hof het onderzoek wegens gewijzigde samenstelling opnieuw aangevangen. Op die terechtzitting is niet de wijziging van de tenlastelegging gevorderd.
9.
Nu het Hof het onderzoek opnieuw heeft aangevangen is daarmee de wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 11 maart 2003 van de baan.1. Het Hof heeft dan ook ten onrechte beslist op de tenlastelegging zoals deze luidde met inachtneming van de ter terechtzitting van 11 maart 2003 toegelaten wijziging. Tot problemen behoeft dit echter niet te leiden omdat het Hof de bij die wijziging aan de tenlastelegging toegevoegde passage niet bewezen heeft verklaard.
10.
Ik merk nog op dat het Hof ter terechtzitting van 16 juni 2003 - vooruitlopend op wetsvoorstel 29 254 - niet de vraag aan de orde heeft gesteld of Openbaar Ministerie en verdachte er bezwaar tegen zouden hebben dat al hetgeen ter terechtzitting van 11 maart 2003 was voorgevallen als ter terechtzitting van 16 juni 2003 als herhaald mocht worden beschouwd.
11.
Aan het arrest van het Hof is een dagvaarding met de oorspronkelijke tenlastelegging gehecht, niet de dagvaarding zoals deze in eerste aanleg is gewijzigd. Dit moet op een vergissing berusten want het Hof is bij de bewezenverklaring wel uitgegaan van de tenlastelegging zoals deze in eerste aanleg is gewijzigd.
12.
Het voorgaande brengt mee dat het middel grondslag mist. Voor zover het middel aldus opgevat zou moeten worden dat het Hof ten onrechte heeft beslist op een tenlastelegging zoals deze ter terechtzitting van 11 maart 2003 gewijzigd is, heeft verdachte bij het middel geen belang omdat het Hof de bij bedoelde wijziging toegevoegde passage niet bewezen heeft verklaard.
13.
Het tweede middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte heeft bewezenverklaard dat verdachte de eer en goede naam van [het slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een bepaald feit met het kennelijke doel daaraan ruchtbaarheid geven in de zin van art. 261 Sr, althans dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
14.
Het Hof heeft de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- -
een proces-verbaal van aangifte door [het slachtoffer], inhoudende:
"Op 15 mei 2001 ben ik geconfronteerd met een journalist die mij opzocht in het K33 hairhotel te Utrecht die mij een fax toonde, welke aan hem, door de huidige directeur van genoemd hotel was toegezonden. In deze fax word ik, ten onrechte, beschuldigd van verkrachting en sexuele intimidatie welke ik absoluut niet begaan heb. Ik voel mij in mijn goede naam en eer ernstig aangetast temeer daar deze beschuldigingen middels genoemde fax door betrokkenen openbaar zijn gemaakt.
Ik doe hiervan aangifte en ik verzoek dat tegen [verdachte] een vervolging wordt ingesteld."
- -
een proces-verbaal, inhoudende als verklaring van [het slachtoffer]:
"In de publicatie in het Utrechts Nieuwsblad van 16 mei 2001 word ik niet met naam genoemd, maar ik heb wel veel familie en zakelijke contacten die mijn achtergrond kennen als voormalig werknemer van het hairhotel. Dit heeft een enorme impact op mijn gezinssituatie."
- -
de verklaring van verdachte, luidende:
"Ik heb in de periode van 12 mei 2001 tot en met 16 mei 2001 aan de redactie van het Utrechts Nieuwsblad een faxbericht gestuurd, waarin - zakelijk weergegeven - medegedeeld werd dat een cliënt van het K33 Hairhotel
- -
een medewerkster van het K33 Hairhotel buiten het bedrijf heeft verkracht en
- -
een andere medewerkster van het K33 Hairhotel sexueel heeft geïntimideerd om die medewerkster in bed te krijgen en
- -
een oversekste cliënt van het K33 Hairhotel is, die schade aan mensen en indirect aan het bedrijf heeft toegebracht.
Die fax is in mijn opdracht gedicteerd en verzonden.
Ik wilde [het slachtoffer] perse frustreren. Wij wilden hem een loer draaien, hem voor schut zetten."
- -
de verklaring van getuige [getuige 1], luidende:
"[Verdachte] wist van de fax en dat de fax naar het Utrechts Nieuwsblad zou gaan. [Verdachte] heeft de fax gedicteerd."
- -
de verklaring van getuige [getuige 2], luidende:
"De fax is door [verdachte] gedicteerd";
een geschrift als bedoeld in art. 344 lid 1 aanhef en sub 5 Sv, te weten een fotokopie van voormelde fax; waarvan de inhoud niet in het arrest is opgenomen.
15.
Uit deze bewijsmiddelen komt het volgende beeld naar voren. Verdachte heeft een fax met een inhoud als weergegeven in verdachtes verklaring naar het Utrechts Nieuwsblad gestuurd. Het doel van deze actie was het frustreren en voor schut zetten van [het slachtoffer]. [Het slachtoffer] is vervolgens op 15 mei 2001 daadwerkelijk in aanraking gekomen met een journalist die hem confronteerde met de fax.
16.
Uit deze gang van zaken kan worden afgeleid dat verdachte willens en wetens de goede naam van [het slachtoffer] heeft aangerand met het doel daaraan ruchtbaarheid te geven door het noemen en aan een krant doen toekomen van de in genoemd faxbericht vermelde gedragingen en dat hij in die opzet is geslaagd hoewel hij [het slachtoffer] niet met name heeft genoemd. Het bewezenverklaarde kan dus ruimschoots uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid.
17.
Het middel faalt.
18.
Het derde middel bevat de klacht dat het Hof niet (voldoende) de inhoud van de bewijsmiddelen heeft opgenomen voor zover deze tot het bewijs dienen. Blijkens de toelichting betoogt het middel dat het Hof als bewijsmiddel weliswaar heeft genoemde kopie van een fax doch dat de inhoud van de fax zelf niet is weergegeven.
19.
Het ingevolge art. 415 Sv in hoger beroep toepasselijke art. 359 lid 1 Sv schrijft voor, voor zover thans van belang, dat de uitspraak de inhoud van de bewijsmiddelen bevat, voor zover deze tot het bewijs daarvan geldt. De inhoud van de bewuste fax had dus onder de bewijsmiddelen moeten worden opgenomen. Nu de inhoud van deze fax geen zelfstandige bijdrage levert aan het bewijs had de vermelding van dit bewijsmiddel zonder meer achterwege kunnen blijven.2. Verdachte heeft daarom bij zijn middel geen belang.
20.
Het middel faalt.
21.
De middelen kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
22.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑06‑2004
Vgl. HR 1 juli 2003, LJN AF8069.
Uitspraak 15‑06‑2004
Inhoudsindicatie
De omstandigheid dat het hof niet bewezen heeft verklaard hetgeen bij de in het middel aangevallen wijziging van de tenlastelegging daaraan is toegevoegd, brengt mee dat de verdachte geen belang heeft bij een beoordeling van de toewijzing door het Hof van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging.
Partij(en)
15 juni 2004
Strafkamer
nr. 02103/03
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem van 30 juni 2003, nummer 21/002447-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 2 oktober 2002 - de verdachte ter zake van "het medeplegen van smaad" veroordeeld tot een geldboete van éénduizend euro, subsidiair twintig dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1.
Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte de ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2003 gedane vordering tot wijziging van de tenlastelegging heeft toegewezen.
3.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging in eerste aanleg is gewijzigd en welke tenlastelegging met inbegrip van die wijziging het Hof kennelijk bij vergissing niet heeft gehecht aan het verkorte arrest, dat:
"hij in of omstreeks de periode van 12 mei 2001 tot en met 16 mei 2001, in elk geval in of omstreeks de maand mei 2001, te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [het slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met voormeld doel aan de redactie van het Utrechts Nieuwsblad (door aan die redactie een faxbericht te sturen) - zakelijk weergegeven - medegedeeld dat een persoon (te weten een cliënt van K33 Hairhotel <waarmee kennelijk wordt bedoeld die [slachtoffer]>)
- -
een medewerkster van het K33 Hairhotel buiten het bedrijf heeft verkracht en/of
- -
een andere medewerkster van het K33 Hairhotel seksueel heeft geïntimideerd om die medewerkster in bed te krijgen en/of
- -
een oversekste cliënt van het K33 Hairhotel is, die schade aan mensen en indirect aan het bedrijf heeft toegebracht."
3.2.2.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2003 heeft het Hof toegewezen de vordering van de Advocaat-Generaal bij het Hof dat de tenlastelegging in die zin zal worden gewijzigd dat na de woorden "heeft toegebracht" wordt toegevoegd:
"en/of
- -
(vervolgens) een journalist van het Utrechts Nieuwsblad heeft meegedeeld dat die cliënt een ex-directeur van K33 Hairhotel was en/of die journalist (vervolgens) in contact heeft gebracht met voornoemde [slachtoffer]."
3.2.3.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 12 mei 2001 tot en met 16 mei 2001, te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk de eer en de goede naam van [het slachtoffer] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met voormeld doel aan de redactie van het Utrechts Nieuwsblad (door aan die redactie een faxbericht te sturen) - zakelijk weergegeven - medegedeeld dat een persoon (te weten een cliënt van K33 Hairhotel <waarmee kennelijk wordt bedoeld die [slachtoffer]>)
- -
een medewerkster van het K33 Hairhotel buiten het bedrijf heeft verkracht
en
- -
een andere medewerkster van het K33 Hairhotel seksueel heeft geïntimideerd om die medewerkster in bed te krijgen
en
- -
een oversekste cliënt van het K33 Hairhotel is, die schade aan mensen en indirect aan het bedrijf heeft toegebracht."
3.3.
De omstandigheid dat het Hof hetgeen bij bedoelde wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep aan de tenlastelegging is toegevoegd niet heeft bewezenverklaard, brengt mee dat de verdachte geen belang heeft bij een beoordeling van die toewijzing door het Hof van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging. Het middel kan reeds daarom niet tot cassatie leiden.
4. Beoordeling van het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 15 juni 2004.