NJ 2004, 513
Bijzondere regeling voor het verlenen van verstek in zaken betreffende jeugdigen (art. 495a Sv).
HR 18-05-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5056
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 mei 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, W.A.M. van Schendel, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
02293/03J
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AO5056
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO5056, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑05‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO5056, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑05‑2004
- Wetingang
Sv art. 495a
Essentie
Art. 495a lid 2 Sv ziet op het geval dat de verdachte in gebreke blijft om op de in de dagvaarding genoemde terechtzitting te verschijnen. Dat tweede lid heeft dus geen betrekking op het geval dat de verdachte, nadat — met inachtneming van art. 495a Sv — verstek tegen hem is verleend, in gebreke blijft om op een nadere terechtzitting te verschijnen en evenmin op het zich hier voordoende geval dat de verdachte op een nadere terechtzitting niet verschijnt, terwijl het een behandeling op tegenspraak betreft omdat de verdachte op een eerdere terechtzitting wel was verschenen. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.