NJ 2004, 526
Impliciet verzoek om aanhouding
HR 11-05-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5716
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 mei 2004
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.L.M. Urlings, G.J.M. Corstens
- Zaaknummer
00721/03
- Conclusie
plv. P-G Fokkens
- LJN
AO5716
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO5716, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑05‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO5716, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑05‑2004
- Wetingang
Sv art. 372; EVRM art. 6 lid 3
Essentie
Op grond van verdachtes uitlating ter terechtzitting dat hij pas die ochtend de dagvaarding voor de zitting had ontvangen en dat zijn raadsvrouwe hem daarop had geadviseerd om ter zitting te verschijnen, had de Politierechter moeten onderzoeken of verdachte zijn verdediging voldoende had kunnen voorbereiden en of hij wenste dat de raadsvrouwe, tot wie hij zich had gewend, hem bij de behandeling van zijn zaak zou bijstaan. De Politierechter had de behandeling ter zitting zonodig moeten aanhouden.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.