NJ 2005, 63
Opzettelijk in hulpeloze toestand laten cfm. art. 255 Sr; toereikend bewijs van opzet.
HR 13-01-2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9177
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 januari 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
01353/03
- Conclusie
A-G Machielse
- LJN
AN9177
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AN9177, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑01‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AN9177, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑01‑2004
- Wetingang
Essentie
Opzettelijk in hulpeloze toestand laten van een stiefkind. Op grond van verdachtes wetenschap omtrent eerdere mishandelingen door de moeder van het slachtoffer en zijn vrees voor een ernstige afloop was hij verplicht zich onmiddellijk na het geweld in casu te vergewissen van de toestand van het slachtoffer. Verzaking van die plicht levert voorwaardelijk opzet op. De zinsnede dat verdachte ‘redelijkerwijs had moeten vermoeden’ dat het slachtoffer ernstig was mishandeld, heeft in de bewezenverklaring geen zelfstandige betekenis.
Voorgaande uitspraak
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 december 2002, nummer 22/000761–02, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.