JOL 2003, 665
Art. 40 lid 2 Verdrag inzake de Rechten van het Kind bevat geen andere norm als art. 6 lid 1 EVRM ten aanzien van termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden. Verzoek de in het buitenland gedetineerde verdachte de gelegenheid te geven ter zitting aanwezig te zijn, onvoldoende gemotiveerd afgewezen.
HR 16-12-2003, ECLI:NL:HR:2003:AL9062
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 december 2003
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu
- Zaaknummer
00450/03J
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
AL9062
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AL9062, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑12‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AL9062, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑2003
Essentie
Art. 40 lid 2 Verdrag inzake de Rechten van het Kind bevat geen andere norm als art. 6 lid 1 EVRM ten aanzien van termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden. Verzoek de in het buitenland gedetineerde verdachte de gelegenheid te geven ter zitting aanwezig te zijn, onvoldoende gemotiveerd afgewezen.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 23 december 2002, nummer 21/000475–01, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika) op [geboortedatum] 1982, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.