NJ 2005, 182
Medeplegen van moord op dochter. Selectie uit verklaringen moeder (medeverdachte) behoefde geen nadere motivering.
HR 14-10-2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ1420, m.nt. G. Knigge
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 oktober 2003
- Magistraten
Mrs. Bleichrodt, Corstens, Balkema, Van Dorst, Van Schendel
- Zaaknummer
00670/03
- Conclusie
A-G Keijzer
- Noot
G. Knigge
- LJN
AJ1420
- JCDI
JCDI:ADS145522:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AJ1420, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑10‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AJ1420, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑10‑2003
- Wetingang
Sr art. 47; Sr art. 289; Sv art. 359 lid 1; Sv art. 359 lid 3
Essentie
Medeplegen moord op ontmaagd islamitisch meisje door o.a. haar ouders. Het verweer dat de ruim 40 uiteenlopende verklaringen van de moeder van het slachtoffer onbetrouwbaar en daarom onbruikbaar voor het bewijs zijn, noopte het hof niet tot een nadere motivering van zijn selectie uit die verklaringen. Daarbij doet niet terzake of het in de bewijsconstructie essentiële verklaringen betreft.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 oktober 2002, nummer 22/002006–01, in de strafzaak tegen A.H.
Hof:
De uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep de verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.