NJ 2003, 695
Bij een hersteld verzuim behoeft het Hof geen toepassing te geven aan art. 359a Sv.
HR 01-07-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9417, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 juli 2003
- Magistraten
Davids, Balkema, Van Schendel
- Zaaknummer
00001/03
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
AF9417
- JCDI
JCDI:ADS116914:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF9417, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑07‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF9417, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2003
- Wetingang
Sv art. 359a
Essentie
Doordat de in eerste aanleg ontbrekende stukken in hoger beroep alsnog door de Advocaat-Generaal bij het Hof aan het strafdossier zijn toegevoegd, is het verzuim dat zich volgens het Hof in eerste aanleg heeft voorgedaan hersteld. Noch art. 359a Sv, dat uitsluitend betrekking heeft op gevallen waarin sprake is van onherstelbare verzuimen, noch enige andere rechtsregel verplichtte het Hof in zijn beslissing aan te geven dat en in hoeverre hij de straf in verband met dit aanvankelijke verzuim vermindert.1
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.