JOL 2003, 363
In hoeverre moet een bijzondere bewijsoverweging steunen op de inhoud van in de uitpraak opgenomen wettige bewijsmiddelen? Strafprocesrecht
HR 24-06-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 juni 2003
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
02633/02
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AF7985
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF7985, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑06‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF7985, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑06‑2003
Essentie
In hoeverre moet een bijzondere bewijsoverweging steunen op de inhoud van in de uitpraak opgenomen wettige bewijsmiddelen? Strafprocesrecht
Samenvatting
Uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage van 1 november 2002, nummer 22/000318–02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren [te geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1978, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond (Huis van Bewaring ‘Noordsingel’) te Rotterdam.
1. De bestreden uitspraak
1.1
Het Hof heeft in hoger beroep — met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.