NJ 2003, 725
Uitlevering Nederlander wegens feit dat tijdens begaan nog niet strafbaar was naar Nederlands recht. Exequaturprocedure.
HR 20-05-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1909, m.nt. Y. Buruma
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 mei 2003
- Magistraten
W.E. Haak, F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, E.J. Numann
- Zaaknummer
02121/02U
- Conclusie
A-G Wortel
- Noot
Y. Buruma
- LJN
AF1909
- JCDI
JCDI:ADS65401:1
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Onbekend (V)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF1909, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑05‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF1909, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑05‑2003
- Wetingang
Essentie
Toelaatbare uitlevering terzake van witwassen, terwijl art. 420bis Sr ten tijde van begaan van het feit nog niet gold. De mogelijke uitkomst van de exequaturprocedure regardeert niet de toelaatbaarheid van de uitlevering. In de exequaturprocedure moet de eis van strafbaarheid naar Nederlands recht cfm. art. 3 lid 1 sub c WOTS worden beoordeeld naar het tijdstip van de beslissing en niet het tijdstip van begaan van het feit.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam van 21 augustus 2002, nummer RK 02/494, op een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.