NJ 2003, 672
Minderjarig slachtoffer van ontucht. Compensatie bij ontbreken van mogelijkheid tot ondervraging.
HR 20-05-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF5704, m.nt. T.M. Schalken
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 mei 2003
- Magistraten
W.J.M. Davids, G.J.M. Corstens, J.P. van Balkema, A.J.A. van Dorst, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
01915/02
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
T.M. Schalken
- LJN
AF5704
- JCDI
JCDI:ADS159957:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF5704, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑05‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF5704, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑05‑2003
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 3 onder d; Sv art. 263; Sv art. 338
Essentie
Gelet op NJ 1999, 827 mocht het Hof de verklaring van het minderjarig slachtoffer van ontucht niet tot het bewijs doen meewerken, omdat het bepaalde in art. 6 EVRM daaraan in de weg stond. De rechter zal, indien hij daartoe gronden aanwezig acht, het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer mogen doen prevaleren boven het recht van de verdachte om het slachtoffer te (doen) ondervragen. Art. 6 EVRM staat er niet zonder meer aan in de weg dat de door het slachtoffer bij de politie afgelegde verklaring, indien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.