NJ 2003, 499
Toebehoren in de zin van art. 321 Sr.
HR 25-03-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3329
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 maart 2003
- Magistraten
C.J.G. Bleichrodt, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
00497/02
- Conclusie
A-G Wortel
- LJN
AF3329
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Algemeen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Omzetbelasting / Facturering en administratie
Bijzonder strafrecht / Fiscaal strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2003:AF3329, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑03‑2003
ECLI:NL:HR:2003:AF3329, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑03‑2003
- Wetingang
Essentie
Uit het systeem van de Wet omzetbelasting (de art. 13, 14, 35 en 37 Wet OB) volgt niet dat degene die omzetbelasting verschuldigd is en daarvan aangifte moet doen, in het geval dat een afnemer aan hem een geldbedrag heeft betaald ter zake van omzetbelasting, dat geld onder zich heeft terwijl het toebehoort aan de Belastingdienst niet in de zin van art. 321.
Voorgaande uitspraak
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 oktober 2001, nummer 22/000953–01, in de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.