NJ 2004, 353
Opzet in art. 243 Sr.
HR 03-12-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8908, m.nt. D.H. de Jong
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2002
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
02091/01
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
D.H. de Jong
- LJN
AE8908
- JCDI
JCDI:ADS159965:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2002:AE8908, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2002
ECLI:NL:HR:2002:AE8908, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2002
- Wetingang
Sr art. 243
Essentie
1. Toereikend bewijs dat verdachte wist dat het slachtoffer — die drie glazen drank vermengd met wodka had gedronken, raar begon te doen, niet meer goed kon lopen en een aantal maal buiten westen is geraakt — in staat van bewusteloosheid of onmacht verkeerde conform art. 243 Sr. Op grond van 's Hofs vaststellingen heeft het Hof klaarblijkelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat het niet anders kan dan dat verdachte heeft geweten dat het slachtoffer ten tijde van verdachtes seksuele handelingen in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde en aldus zijn opzet was gericht op die fysieke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.